ECLI:NL:RVS:2003:AN9771

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305677/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen stookverbod houtkachel

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nuth. Het college had op 21 oktober 1998 een aanzegging van bestuursdwang gedaan aan [derde belanghebbenden] om het stoken van een houtkachel in hun woning te staken en het rookkanaal onklaar te maken. Na een aantal juridische stappen, waaronder een uitspraak van de rechtbank te Maastricht op 15 juli 2003, waarin het beroep van [derde belanghebbenden] gedeeltelijk gegrond werd verklaard, hebben verzoekers op 20 oktober 2003 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht tegen de voorgenomen verwijdering van een kapje dat op het rookkanaal was geplaatst, waardoor het stoken van de houtkachel feitelijk onmogelijk was gemaakt.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 december 2003 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 20 november 2003 waren verzoekers aanwezig, bijgestaan door hun advocaat, en het college was vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Voorzitter heeft overwogen dat, nu het stookverbod bij de eerdere uitspraak in stand is gebleven, er geen spoedeisend belang is voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan op 4 december 2003, en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

200305677/2.
Datum uitspraak: 4 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 15 juli 2003 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Nuth.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 1998 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nuth (hierna: het college) [derde belanghebbenden] onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven om het stoken van de in de woning op het perceel [locatie] te [plaats] aanwezige houtkachel, dan wel andere vergelijkbare installaties, te staken en het rookkanaal door middel van afdichting onklaar te maken.
Bij besluit van 2 april 1999 heeft het college het daartegen door [derde belanghebbenden] gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 21 oktober 1998 ingetrokken en het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden alsnog afgewezen.
Bij uitspraak van 10 mei 2000 heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd.
Bij besluit van 15 november 2002 heeft het college het door [derde belanghebbenden] tegen het besluit van 21 oktober 1998 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat daarbij is aangegeven dat het onevenredige nadeel aan de zijde van [derde belanghebbende] financieel zal worden gecompenseerd.
Bij uitspraak van 15 juli 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door [derde belanghebbenden] ingestelde beroep, voor zover gericht tegen de gehandhaafde last om het rookkanaal door afdichting volledig onklaar te maken, gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar in zoverre vernietigd. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer verzoekers bij brief van 21 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2003, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 19 augustus 2003, verzonden 3 september 2003, heeft het college verzoekers medegedeeld het niet nodig te achten een nieuw of gewijzigd besluit op het bezwaar te nemen en aangekondigd de afsluiting van de schoorsteen ongedaan te zullen maken.
Tegen deze brief hebben verzoekers bij brief van 9 oktober 2003 beroep ingesteld bij de rechtbank. Deze heeft het beroep ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling.
Bij brief van 16 oktober 2003 heeft het college [derde belanghebbenden] medegedeeld dat op 21 oktober 2003 het rookkanaal weer toegankelijk zal worden gemaakt, door het daarop geplaatste kapje te verwijderen.
Bij brief van 20 oktober 2003 hebben verzoekers verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 november 2003, waar verzoekers in persoon, bijgestaan door mr. R.M.W.H. Bedaux, advocaat te Heerlen, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.W. Buurman, gemachtigde, zijn verschenen.
Voorts zijn [derde belanghebbenden] in persoon, bijgestaan door mr. H.N.H. Dresschers, advocaat te Brunssum, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ter uitvoering van de last het rookkanaal door middel van afdichting onklaar te maken is op het rookkanaal waarop de houtkachel is aangesloten een kapje geplaatst. Thans is het derhalve feitelijk niet mogelijk om deze kachel te stoken. Verzoekers hebben naar aanleiding van voormelde brief van 16 oktober 2003 verzocht om het college bij wijze van voorlopige voorziening te verbieden dit kapje te verwijderen. Zij stellen dat anders [derde belanghebbenden] de houtkachel wederom zullen stoken en aldus opnieuw overlast en gezondheidsschade zullen veroorzaken.
2.2. Nu bij de aangevallen uitspraak het door het college opgelegde stookverbod in stand is gebleven, ontbreekt naar het oordeel van de Voorzitter het voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening vereiste spoedeisend belang. Gelet hierop, moet het verzoek om het treffen van zodanige voorziening worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2003
201.