ECLI:NL:RVS:2003:AN9251

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303081/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake dwangsom opgelegd door gemeente Helmond

In deze zaak gaat het om een bestuursrechtelijke procedure waarbij de gemeente Helmond een dwangsom heeft opgelegd aan de appellant wegens het niet naleven van voorschrift A.I.13 van de verleende revisievergunning op 13 augustus 1996. De appellant was gelast om binnen vier weken na de verzenddatum van het besluit van 9 juli 2002 de overtreding ongedaan te maken, met een dwangsom van € 50,00 per dag per voorschrift, tot een maximum van € 1.500,00. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de gemeente op 25 maart 2003. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij de Raad van State, welke zaak op 31 oktober 2003 ter zitting is behandeld.

De Raad van State overweegt dat de gemeente bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, maar dat de beslissing op bezwaar niet op een deugdelijke motivering berustte. De appellant had verzocht om wijziging van voorschrift A.I.13, maar dit verzoek was niet betrokken bij de beoordeling van de last onder dwangsom. De Raad van State oordeelt dat het beroep van de appellant gegrond is en vernietigt de beslissing van de gemeente, voor zover deze het bezwaar tegen de last onder dwangsom ongegrond verklaarde. De gemeente Helmond wordt gelast om het griffierecht van de appellant te vergoeden.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 3 december 2003. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang en de mogelijkheid om een last onder dwangsom op te leggen, zoals geregeld in de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

200303081/1.
Datum uitspraak: 3 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2002, kenmerk HMD/02. 0967/edj/mvs, heeft verweerder appellant onder oplegging van een dwangsom onder meer gelast om binnen vier weken na verzenddatum van dit besluit de overtreding van de voorschriften A.II.9, A.I.13 en A.I.14 van de op 13 augustus 1996 voor de inrichting op het perceel [locatie] te [plaats] verleende revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer ongedaan te maken. De dwangsom is vastgesteld op € 50,00 per dag per voorschrift waarvan na de genoemde datum wordt geconstateerd dat deze wordt overtreden. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd wegens het overtreden van de voorschriften is vastgesteld op € 1.500,00 per voorschrift.
Bij besluit van 25 maart 2003, kenmerk 02.6078 PH/BJZ, verzonden op 4 april 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 10 juli 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2003, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Krachtens artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Ingevolge het tweede lid strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
Ingevolge voorschrift A.I.13 dient rondom de stallen en overige bedrijfsgebouwen, op een afstand van ten hoogste 10 meter vanaf de gevels, behoudens de noodzakelijke toegangen en opritten, een snelgroeiende, hoogopgaande begroeiing aangeplant en onderhouden te worden, welke in een “dichte beplanting” moet zijn aangebracht.
2.2. Het geschil spitst zich blijkens de stukken toe op de opgelegde last onder dwangsom wegens het overtreden van voorschrift A.I.13.
2.3. Niet in geschil is dat destijds voorschrift A.I.13 niet werd nageleefd. Verweerder was in zoverre bevoegd tot het opleggen van de last onder dwangsom.
2.4. Appellant heeft bij brief van 23 december 2002 verweerder verzocht voorschrift A.I.13 te wijzigen in die zin dat traaggroeiende eiken-, berken- en beukenbomen mogen worden geplant. Voorzover appellant heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte nog niet heeft beslist op dit verzoek, overweegt de Afdeling dat het beroep van appellant zich in zoverre niet richt tegen de in de onderhavige procedure ter beoordeling staande beslissing op bezwaar en om die reden niet kan slagen. De Algemene wet bestuursrecht voorziet overigens in de mogelijkheid bezwaar te maken, dan wel beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft het verzoek van appellant om wijziging van voorschrift A.I.13 niet betrokken bij de beoordeling van de vraag of hij in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het opleggen van de last onder dwangsom wegens het overtreden van dit voorschrift. De bestreden beslissing op bezwaar berust in zoverre in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering.
2.5. Het beroep is gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd voorzover daarbij het gemaakte bezwaar tegen de opgelegde last onder dwangsom wegens het overtreden van voorschrift A.I.13 ongegrond is verklaard.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond van 25 maart 2003, kenmerk 02.6078 PH/BJZ, voorzover daarbij het gemaakte bezwaar tegen de opgelegde last onder dwangsom wegens het overtreden van voorschrift A.I.13 ongegrond is verklaard;
III. gelast dat de gemeente Helmond aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2003
312-399.