200303217/1.
Datum uitspraak: 3 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 4 april 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.
Bij besluit van 7 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: het college) afwijzend gereageerd op het verzoek van appellant, gedaan bij brief van 29 oktober 2001, handhavend op te treden door toepassing van bestuursdwang tegen de aanleg van een fietspad door een gedeelte van het Reeshofpark, nabij de Kamerikstraat te Tilburg.
Bij besluit van 1 augustus 2002 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 april 2003, verzonden op 8 april 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 juli 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2003, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L.P.F. Warnier, ambtenaar der gemeente, is verschenen.
2.1. In geschil is de weigering van het college te voldoen aan het verzoek van appellant door middel van bestuursdwang handhavend op te treden tegen de aanleg door de gemeente Tilburg van een fietspad door het Reeshofpark dat de Kamerikstraat en de Reeshofdijk met elkaar verbindt.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte is voorbijgegaan aan de door hem gestelde strijd van de aanleg van het fietspad met de Flora- en faunawet. Dit betoog faalt. Nu die wet niet wordt uitgevoerd door het college, is het niet bevoegd met bestuursdwang op te treden tegen mogelijke overtredingen daarvan. Die wet bood het college dus geen grondslag gevolg te geven aan het verzoek van appellant.
2.3. Appellant herhaalt in hoger beroep zijn betoog dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aanleg van het fietspad niet in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Dongewijk”. Terecht en op goede gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van overtreding van dat bestemmingsplan, zodat het college niet bevoegd was tot het toepassen van bestuursdwang als door appellant verzocht.
2.4. Bij afwezigheid van de bevoegdheid bestuursdwang toe te passen, kan al hetgeen appellant overigens nog heeft aangevoerd niet leiden tot het oordeel dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte afwijzend heeft beslist op het verzoek van appellant.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2003