ECLI:NL:RVS:2003:AN9229

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303792/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bouwvergunning bij illegale bijgebouwen in Franekeradeel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel. Het college had op 9 augustus 2001 een dwangsom opgelegd voor het verwijderen van drie bijgebouwen die zonder bouwvergunning waren opgericht. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 18 december 2001. De rechtbank te Leeuwarden bevestigde deze beslissing op 6 mei 2003, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State op 13 juni 2003. De appellant voerde aan dat er concreet zicht op legalisering van de bijgebouwen bestond, maar de Raad van State oordeelde dat dit niet het geval was. De appellant had geen bouwaanvraag ingediend en zijn voornemen om dit te doen was niet voldoende om aan te nemen dat er zicht op legalisering was. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was tot handhaving over te gaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200303792/1.
Datum uitspraak: 3 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 6 mei 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 augustus 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel (hierna: het college) appellant onder het opleggen van een dwangsom gelast tot het verwijderen van drie zonder bouwvergunning gebouwde bijgebouwen van het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 18 december 2001 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 juli 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 augustus 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen van repliek en dupliek gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2003, waar het college, vertegenwoordigd door P.D.van der Ploeg, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vaststaat dat appellant de bijgebouwen heeft opgericht zonder dat hem daarvoor een bouwvergunning is verleend. Het college was dan ook bevoegd tot handhaving over te gaan.
2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden tegen een illegale situatie. Een bijzonder geval kan worden aangenomen wanneer concreet zicht bestaat op legalisering. Van belang is in dit geval dat de Afdeling bij haar uitspraak van 29 april 2003, nr. 200205599/1, in het kader van een eerder aan appellant opgelegde last onder dwangsom tot verwijdering van de hier aan de orde zijnde bijgebouwen al heeft overwogen dat geen concreet zicht op legalisatie bestond nu appellant niet bereid is gebleken alsnog een bouwaanvraag in te dienen. Ook in de onderhavige procedure is appellant desgevraagd weigerachtig gebleven een zodanige aanvraag voor deze bijgebouwen in te dienen. Het in het bezwaarschrift geuite voornemen van appellant om een aanvraag in te dienen, nadat het in juni 2001 ter inzage gelegde voorontwerp bestemmingsplan “Buitengebied Franekeradeel 2001” door de gemeenteraad zou zijn vastgesteld, doet aan die weigerachtigheid niet af, nu appellant daarbij uitdrukkelijk de mogelijkheid openlaat een bouwplan in te dienen voor een nieuwe berging ter vervanging van de bestaande. Verder is gebleken dat appellant op 31 augustus 2001 slechts een aanvraag heeft ingediend voor een nieuwe berging op het perceel. Het voorgaande leidt er toe dat niet kan worden staande gehouden dat het college zich in dit geval niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen concreet zicht bestond op legalisering. De rechtbank is terecht ook tot die slotsom gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Meurs-Heuvel
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2003
47.