200303914/1.
Datum uitspraak: 3 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam van 8 mei 2003 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid van de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 20 oktober 2000 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd appellant bouwvergunning te verlenen voor het veranderen en verbouwen van het achtergevelaanzicht van de woning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het pand).
Bij besluit van 2 mei 2001 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en overigens ongegrond verklaard en de weigering bouwvergunning te verlenen gehandhaafd.
Bij uitspraak van 8 mei 2003, verzonden op die dag, heeft de rechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 29 augustus 2003 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. E. Pans, ambtenaar van het stadsdeel, is verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in wijzigingen aan de achtergevel van het pand: op de begane grond worden de openslaande, houten deuren vervangen door een kunststof schuifpui en op de eerste étage wordt de loggia dichtgezet door het aanbrengen van een kunststof kozijn.
2.2. Het dagelijks bestuur heeft de bouwvergunning geweigerd omdat het van oordeel is dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dat oordeel is gebaseerd op het gemotiveerde welstandsadvies van 27 september 2000, waarvan de slotsom is dat er sprake is van een ernstige verstoring van het gevelbeeld en dat het dichtzetten van de loggia, uitgevoerd als een thermische gevelscheiding, welstandelijk altijd onaanvaardbaar zal zijn.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de welstandsbeoordeling in dit geval heeft geleid tot een ontoelaatbare beperking van de bouwmogelijkheden die het ter plaatse geldende bestemmingsplan biedt.
Dat betoog faalt. Het betrokken bestemmingsplan “Stadion- en Beethovenbuurt 1996” laat ter plaatse woonbebouwing toe, maar regelt niets over (het dichtzetten van) loggia’s. Gelet daarop vormt het welstandsoordeel daarover geen ontoelaatbare belemmering van een in het bestemmingsplan vastgelegde bouwmogelijkheid.
2.4. Evenzeer faalt het betoog van appellant dat de rechtbank heeft miskend dat in het door het dagelijks bestuur aan het negatieve welstandsoordeel ten grondslag gelegde advies ten onrechte is voorbijgegaan aan nader genoemde beleidsstukken. De welstandsbeoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de door de stadsdeelraad op 5 april 2000 vastgestelde “Nota Welstandsbeleid in de [locatie]”, die op 19 juli 2000 is gepubliceerd in het Amsterdams Stadsblad. Daarin worden mede voor de betrokken buurt algemene en specifieke welstandscriteria geformuleerd. Die nota vormt beleid voor de visuele kwaliteit, waaraan ingevolge artikel 9.1, tweede lid, van de Bouwverordening, zoals die gold ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar, het bouwplan voor de welstandsbeoordeling getoetst moest worden. De door appellant genoemde beleidsstukken hebben die status niet en doen ook niet af aan de in de nota geformuleerde welstandscriteria.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2003