200302450/1.
Datum uitspraak: 26 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 5 maart 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten.
Bij besluit van 24 september 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vergroten van zijn woning op het perceel kadastraal bekend gemeente Voorschoten, sectie […], nr. […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 februari 2002 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2003, verzonden op 10 maart 2003, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 juli 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 november 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. E.L. Gonsalves, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Wester, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de woning van vergunninghouder aan de zijgevel, met een breedte van 3 meter.
Achter de woning bevindt zich een garage/berging waarvoor destijds met toepassing van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften vrijstelling en bouwvergunning is verleend. Ingevolge die bepaling kan vrijstelling worden verleend voor de bouw van een garage met daarbij opgenomen bergruimte, groter dan 15 m2, onder de voorwaarde dat het achtererf per auto bereikbaar is.
2.2. Appellant betoogt dat uitvoering van het bouwplan tot gevolg heeft dat niet langer aan bovengenoemde voorwaarde is voldaan en dat de rechtbank heeft miskend dat de vrijstelling en bouwvergunning voor de uitbreiding van de woning daarom niet konden worden verleend.
Dit betoog faalt. Vast staat dat door de uitvoering van het bouwplan een voor wat betreft de garage met het bestemmingsplan strijdige situatie ontstaat. Het college heeft daarin echter terecht geen belemmering gezien de vrijstelling te verlenen, nu appellant door het feit dat de garage niet langer per auto bereikbaar is niet in zijn belangen wordt geraakt. Het college heeft voorts in redelijkheid aansluiting kunnen zoeken bij actuele stedenbouwkundige inzichten op grond waarvan thans ook de aanwezigheid van een bergruimte met een oppervlakte groter dan 15 m2 toelaatbaar wordt geacht.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 november 2003