ECLI:NL:RVS:2003:AN8368

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200300967/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor kinderopvang door gemeente Hengelo

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 november 2003 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de gemeente Hengelo. De gemeente had op 16 oktober 2001 een verzoek om subsidie van de vennootschap onder firma 'Kleine Beer' afgewezen. Deze subsidie was bedoeld voor de realisatie van twaalf kinderopvangplaatsen in een kinderdagverblijf. De vennootschap had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de gemeente verklaarde dit bezwaar ongegrond op 28 mei 2002. De rechtbank te Almelo oordeelde op 7 januari 2003 dat de afwijzing van de subsidie niet terecht was en verplichtte de gemeente om een nieuwe beslissing te nemen.

De gemeente Hengelo ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 26 augustus 2003 werd de zaak behandeld, waarbij de gemeente werd vertegenwoordigd door ambtenaren en de vennootschap door een gemachtigde en een vennoot. De Raad van State overwoog dat de vennootschap zelf geen hoger beroep had ingesteld, waardoor de omvang van het geding werd bepaald door het hoger beroep van de gemeente. De gemeente betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Algemene verordening budgetsubsidiëring (Avb) niet van toepassing was op de subsidieaanvraag.

De Raad van State oordeelde dat de gemeente niet had aangetoond dat de Avb op het besluit van 16 oktober 2001 van toepassing was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de afwijzing van de subsidie niet kon worden gedragen door de motivering die de gemeente had gegeven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200300967/1.
Datum uitspraak: 19 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Hengelo,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 7 januari 2003 in het geding tussen:
de vennootschap onder firma “Kleine Beer”, gevestigd te Hengelo, waarvan de vennoten zijn [verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2001 heeft appellant een verzoek van de vennootschap onder firma “Kleine Beer” (hierna: de vennootschap) om subsidie ten behoeve van twaalf kinderopvangplaatsen in het door de vennootschap geëxploiteerde kinderdagverblijf afgewezen.
Bij besluit van 28 mei 2002 heeft appellant het daartegen door de vennootschap gemaakte bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de commissie voor de bezwaarschriften van 26 maart 2002, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 januari 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door de vennootschap ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij faxbericht en brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 februari 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 21 maart 2003 heeft de vennootschap van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Dijk, R. Stekelenburg-Termeer en H.J. Ankoné, ambtenaren van de gemeente Hengelo, en de vennootschap, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [naam] vennoot, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang kan aan een gemeente een uitkering worden verstrekt ten behoeve van de in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2003 gerealiseerde opvangplaatsen. In deze ministeriële regeling zijn regels gesteld voor het verlenen van subsidies als bedoeld in het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid, een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Welzijnswet 1994.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Algemene verordening budgetsubsidiëring van Hengelo (hierna: de Avb) is deze verordening van toepassing op alle door de gemeente Hengelo te verstrekken subsidies met uitzondering van subsidies die door de gemeenteraad respectievelijk burgemeester en wethouders worden vastgesteld ter uitvoering van een door het Rijk of de Provincie vastgestelde bekostigingsregeling.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Avb kunnen burgemeester en wethouders in afwijking van het bepaalde in lid 1 bepalen dat de verordening op besluiten ter uitvoering van een bekostigingsregeling te nemen van toepassing is.
De door de vennootschap gevraagde subsidie is een subsidie ter uitvoering van de hiervoor bedoelde bekostigingsregeling.
2.2. Voorop moet worden gesteld dat, nu de vennootschap zelf geen hoger beroep heeft ingesteld, doch slechts van antwoord heeft gediend, de omvang van het geding wordt bepaald door het hoger beroep van appellant. Voor zover hetgeen de vennootschap in haar brief van 21 maart 2003 heeft aangevoerd daarop geen betrekking heeft, laat de Afdeling dit buiten beschouwing.
2.3. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft uitgesproken dat appellant de Avb niet van toepassing heeft verklaard. Hij betoogt dat uit het primaire besluit, het daaraan ten grondslag liggende advies en het advies van de commissie voor de bezwaarschriften blijkt dat hij de Avb in zijn besluitvorming heeft betrokken. Ook in een aantal commissievergaderingen is dit aan de orde geweest.
2.4. Dit betoog faalt. Niet gebleken is dat burgemeester en wethouders van Hengelo een in artikel 2, tweede lid, van de Avb geëist besluit hebben genomen waarbij is bepaald dat de Avb op het besluit van 16 oktober 2001 dan wel op besluiten als dit besluit van toepassing is. Dat de Avb in de door appellant genoemde stukken en vergaderingen ter sprake is gekomen doet hieraan niet af. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het besluit van appellant om de vennootschap niet in aanmerking te brengen voor de gevraagde subsidie niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
2.5. Ten aanzien van de door de rechtbank ten overvloede gemaakte opmerkingen overweegt de Afdeling dat de rechtbank hierbij is vooruitgelopen op de door appellant na de vernietiging van het besluit van 28 mei 2002 te nemen nieuwe beslissing op bezwaar. Niet stond op dat moment vast dat burgemeester en wethouders de Avb in het onderhavige geval van toepassing zullen verklaren en ook overigens stond omtrent de inhoud van deze beslissing niets vast. Nu deze opmerkingen echter niet aan het dictum ten grondslag zijn gelegd, kunnen zij niet worden aangemerkt als rechtsoverwegingen welke het bestuursorgaan op grond van het eerste deel van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bij het alsnog nemen van een beslissing op bezwaar in acht dient te nemen. Hetgeen appellant naar aanleiding van deze opmerkingen heeft aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking.
2.6. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Alkema, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Alkema w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2003
164-420.