ECLI:NL:RVS:2003:AN7279

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303300/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking keuringsbevoegdheid voertuigen door de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam. Bij besluit van 14 oktober 2002 heeft de appellant de keuringsbevoegdheid van een partij voor voertuigen tot en met 3500 kg ingetrokken voor de duur van 12 weken. Dit besluit werd door de appellant in een later besluit van 29 januari 2003 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft op 27 maart 2003 het beroep van de partij gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. De appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 november 2003 geoordeeld dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat de appellant niet bevoegd was om de keuringsbevoegdheid in te trekken. De Afdeling heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat het betrokken voertuig ter keuring was aangeboden en dat de appellant niet kon aantonen dat de partij in strijd met de wet had gehandeld. De uitspraak van de voorzieningenrechter is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200303300/1.
Datum uitspraak: 5 november 2003.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam van 27 maart 2003 in het geding tussen:
[partij], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2002 heeft appellant de keuringsbevoegdheid van [partij]) voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg. ingetrokken voor de duur van 12 weken.
Bij besluit van 29 januari 2003 heeft appellant het daartegen door [partij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 maart 2003, verzonden op 9 april 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 juni 2003 heeft [partij] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling heeft in haar uitspraak van heden in de zaak 200301850/1 onder meer het navolgende overwogen:
"Appellant betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat er geen grondslag is voor het genomen besluit. Volgens appellant staat vast dat bij Autostop een voertuig ter keuring is aangeboden en dat Autostop bij dat voertuig een APK-keuring heeft uitgevoerd zonder dat daarvan een keuringsrapport is opgemaakt en afmelding bij de RDW heeft plaatsgevonden, zodat Autostop heeft gehandeld in strijd met artikel 43 en 44 van de WVW.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [naam bedrijf] op 17 juni 2002 bij een voertuig een voorkeuring heeft uitgevoerd en daarvan een zogenoemd APK-voorkeurrapport heeft opgesteld. Op dit rapport zijn de geconstateerde gebreken aan het voertuig vermeld. Uit het voorkeurrapport blijkt verder dat een APK-afmelding eerst zal kunnen plaatsvinden na controle van het voertuig. Omdat de eigenaar van het voertuig het niet eens was met de geconstateerde gebreken, heeft hij het voertuig vervolgens niet door [naam bedrijf] laten keuren. [naam bedrijf] heeft de eigenaar de kosten van het voorkeuren om administratieve redenen onder de factuuromschrijving "APK-keuring" in rekening gebracht. Ter zitting is gebleken dat [naam bedrijf] om onduidelijkheden te voorkomen haar facturering op dit punt heeft aangepast.
In verband met het ingrijpende karakter van de door appellant opgelegde sanctie dienen aan de bewijsvoering van de vermeende overtreding strenge eisen te worden gesteld. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is naar het oordeel van de Afdeling niet komen vast te staan dat het betrokken voertuig ter keuring als bedoeld in artikel 85 WVW is aangeboden of dat door [naam bedrijf] bij de voertuigeigenaar de indruk is gewekt dat een APK-keuring heeft plaatsgevonden. Anders dan appellant betoogt, is de enkele vermelding van "APK-keuring" op de factuur daarvoor niet voldoende.
De voorzieningenrechter is terecht en op goede gronden tot hetzelfde oordeel gekomen. Appellant was derhalve niet bevoegd om met toepassing van artikel 87, tweede lid, onder d, van de WVW de aan [naam bedrijf] verleende erkenning in te trekken. Anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, is van schorsing als bedoeld in artikel 87, derde lid, WVW geen sprake.".
2.2. Appellant heeft in de onderhavige zaak dezelfde feiten en omstandigheden als hiervoor genoemd aan zijn besluit ten grondslag gelegd. Gezien hetgeen de Afdeling hieromtrent in de hiervoor aangehaalde uitspraak heeft overwogen, was appellant in deze zaak niet bevoegd om met toepasssing van artikel 87a, tweede lid, onder c, van de WVW de aan [partij] verleende bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen in te trekken. De voorzieningenrechter is terecht en op goede gronden tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Bastein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Bastein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2003.
13.