200301234/1.
Datum uitspraak: 5 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Mitex", gevestigd te Doorn, [en overige appellanten]
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 17 januari 2003 in het geding tussen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “Mitex”
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk.
Bij brief van 20 juli 2001, verzonden op 25 juli 2001, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk (hierna: het college) het verzoek van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “Mitex” (hierna: Mitex) en haar leden om handhaving, met betrekking tot de halfjaarlijkse verkoop aan particulieren door de naamloze vennootschap “McGregor Fashion Group N.V.” (hierna: McGregor) vanuit de vestiging op de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 15 januari 2002 heeft het college het daartegen door Mitex gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 januari 2003, verzonden op 20 januari 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door Mitex ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaarschrift van Mitex tegen de beslissing van het college van 20 juli 2001 niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 27 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 mei 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 4 juni 2003 heeft McGregor een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H. van de Werken, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is McGregor, vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers, advocaat te Amsterdam, daar gehoord.
2.1. Appellanten, met uitzondering van Mitex, hebben geen beroep bij de rechtbank ingesteld. Het noemen van de namen van deze appellanten in de brief van 16 september 2002 aan de rechtbank betekent niet dat het beroep geacht moet worden mede namens hen te zijn ingesteld. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat deze leden van Mitex dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Ter zitting is door Mitex verklaard dat ook niet bedoeld was om bij het verzoek om handhaving en bij het indienen van het bezwaarschrift de vijf leden afzonderlijk te noemen. Deze leden kunnen daarom, gelet op artikel 6:13, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, geen hoger beroep instellen. Het hoger beroep voor zover het niet is ingesteld door Mitex, is derhalve niet-ontvankelijk.
2.2. De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden overwogen dat Mitex niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de beslissing om van handhavend optreden tegen het gebruik van het perceel voor de verkoop aan particulieren af te zien. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de aanduiding “en haar leden” in het verzoek om handhaving dermate onbepaald is, dat het verzoek niet geacht kan worden gedaan te zijn namens individuele leden, doch uitsluitend door Mitex zelf.
2.3. Evenzeer op juiste gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om handhaving van Mitex niet kan worden aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb, omdat een verzoek om een beschikking uitsluitend een aanvraag is indien het afkomstig is van een belanghebbende. Hieruit volgt, zoals de rechtbank terecht heeft geconcludeerd, dat de afwijzing van het verzoek van Mitex geen besluit is. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college het bezwaar van Mitex, als niet gericht tegen enig besluit, niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
2.4. Gelet op het bovenstaande is het hoger beroep, voor zover het is ingesteld door Mitex, ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep voor zover het is ingesteld door de [overige appellanten] niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2003