ECLI:NL:RVS:2003:AN7248

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301234/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van Mitex tegen afwijzing handhaving door gemeente Waalwijk

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de vereniging Mitex tegen de afwijzing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk om handhavend op te treden tegen de verkoopactiviteiten van McGregor Fashion Group N.V. De zaak is ontstaan na een verzoek van Mitex om handhaving, dat door het college op 20 juli 2001 werd afgewezen. Mitex maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 15 januari 2002. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank te Breda, die op 17 januari 2003 het beroep van Mitex gegrond verklaarde en de beslissing van het college vernietigde. Het college en McGregor gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 23 september 2003. Tijdens de zitting werd duidelijk dat niet alle leden van Mitex een beroep bij de rechtbank hadden ingesteld, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep van deze leden niet-ontvankelijk was. De Raad oordeelde verder dat Mitex niet als belanghebbende kon worden aangemerkt bij de beslissing van het college om geen handhavend optreden te plegen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het verzoek om handhaving niet kon worden beschouwd als een aanvraag van een belanghebbende, waardoor de afwijzing van het verzoek geen besluit was.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het hoger beroep van Mitex ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 5 november 2003.

Uitspraak

200301234/1.
Datum uitspraak: 5 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Mitex", gevestigd te Doorn, [en overige appellanten]
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 17 januari 2003 in het geding tussen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “Mitex”
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk.
1. Procesverloop
Bij brief van 20 juli 2001, verzonden op 25 juli 2001, heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk (hierna: het college) het verzoek van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid “Mitex” (hierna: Mitex) en haar leden om handhaving, met betrekking tot de halfjaarlijkse verkoop aan particulieren door de naamloze vennootschap “McGregor Fashion Group N.V.” (hierna: McGregor) vanuit de vestiging op de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 15 januari 2002 heeft het college het daartegen door Mitex gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 januari 2003, verzonden op 20 januari 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door Mitex ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaarschrift van Mitex tegen de beslissing van het college van 20 juli 2001 niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 27 februari 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 1 mei 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 4 juni 2003 heeft McGregor een memorie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 september 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H. van de Werken, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is McGregor, vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers, advocaat te Amsterdam, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten, met uitzondering van Mitex, hebben geen beroep bij de rechtbank ingesteld. Het noemen van de namen van deze appellanten in de brief van 16 september 2002 aan de rechtbank betekent niet dat het beroep geacht moet worden mede namens hen te zijn ingesteld. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat deze leden van Mitex dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Ter zitting is door Mitex verklaard dat ook niet bedoeld was om bij het verzoek om handhaving en bij het indienen van het bezwaarschrift de vijf leden afzonderlijk te noemen. Deze leden kunnen daarom, gelet op artikel 6:13, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, geen hoger beroep instellen. Het hoger beroep voor zover het niet is ingesteld door Mitex, is derhalve niet-ontvankelijk.
2.2. De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden overwogen dat Mitex niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de beslissing om van handhavend optreden tegen het gebruik van het perceel voor de verkoop aan particulieren af te zien. Voorts heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de aanduiding “en haar leden” in het verzoek om handhaving dermate onbepaald is, dat het verzoek niet geacht kan worden gedaan te zijn namens individuele leden, doch uitsluitend door Mitex zelf.
2.3. Evenzeer op juiste gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om handhaving van Mitex niet kan worden aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb, omdat een verzoek om een beschikking uitsluitend een aanvraag is indien het afkomstig is van een belanghebbende. Hieruit volgt, zoals de rechtbank terecht heeft geconcludeerd, dat de afwijzing van het verzoek van Mitex geen besluit is. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college het bezwaar van Mitex, als niet gericht tegen enig besluit, niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
2.4. Gelet op het bovenstaande is het hoger beroep, voor zover het is ingesteld door Mitex, ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep voor zover het is ingesteld door de [overige appellanten] niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2003
17-380.