ECLI:NL:RVS:2003:AN7239

Raad van State

Datum uitspraak
30 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306140/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestuursdwang door college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom

Op 28 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom verzoeker aangeschreven met de aanzegging van bestuursdwang om vóór 15 december 2002 cafetaria [naam] in Lepelstraat af te breken en te verwijderen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 1 april 2003 ongegrond verklaard, met een verlenging van de begunstigingstermijn tot 6 maanden na verzending van dit besluit. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda heeft op 29 augustus 2003 het beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker op 12 september 2003 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij tevens verzocht heeft om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 23 oktober 2003 ter zitting behandeld, waar verzoeker in persoon aanwezig was, bijgestaan door mr. M.J. Smaling, en het college vertegenwoordigd was door mr. B.J. van Loon en mr. A.J.W.P. Rampaart-Verbeek, ambtenaren der gemeente.

Na de behandeling van het verzoek heeft de Voorzitter overwogen dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Daarom is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen en is het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 30 oktober 2003 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200306140/2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda van 29 augustus 2003 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college) verzoeker onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven om vóór 15 december 2002 cafetaria [naam] in Lepelstraat af te breken en te verwijderen.
Bij besluit van 1 april 2003 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, met dien verstande dat de begunstigingstermijn is gesteld op 6 maanden na verzending van dit besluit.
Bij uitspraak van 29 augustus 2003, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 12 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 15 september 2003, hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. M.J. Smaling, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.J. van Loon en mr. A.J.W.P. Rampaart-Verbeek, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat verzoeker niet mocht worden aangeschreven, zoals het college heeft gedaan.
2.2. Gelet hierop, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en dient het verzoek daartoe te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2003
369.