ECLI:NL:RVS:2003:AN7223

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204994/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • J.A.M. van Angeren
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan de IJssel inzake nadere eisen voor PTT Post B.V.

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan de IJssel, waarbij nadere eisen zijn gesteld aan de vestiging van PTT Post B.V. Dit besluit, genomen op 28 augustus 2001, werd door de vereniging 'Vereniging van Eigenaren de Parelduiker' en een tweede appellant betwist. De appellanten stelden dat zij niet adequaat op de hoogte waren gesteld van het verzoek van PTT Post B.V. om nadere eisen te stellen, en dat zij niet over alle relevante stukken beschikten. De Raad van State heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan de aanvraag niet correct heeft behandeld, aangezien de benodigde stukken niet ter inzage zijn gelegd, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht. Dit vormvoorschrift is van belang voor de rechtsbescherming van betrokkenen. De Raad van State heeft geoordeeld dat de schending van dit voorschrift niet kan worden genegeerd en dat de beroepsgrond van de appellanten slaagt. De bestreden beslissing op bezwaar is vernietigd, en de Raad van State heeft het oorspronkelijke besluit van 28 augustus 2001 herroepen. Tevens is bepaald dat de gemeente Capelle aan de IJssel de griffierechten aan de appellanten dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 5 november 2003.

Uitspraak

200204994/1.
Datum uitspraak: 5 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de vereniging “Vereniging van Eigenaren de Parelduiker”, gevestigd te Capelle aan de IJssel,
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan de IJssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2001, kenmerk 412367, heeft verweerder krachtens artikel 5 van het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) in samenhang met hoofdstuk 4 van de bijlage van het Besluit nadere eisen gesteld met betrekking tot een vestiging van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PTT Post B.V., gevestigd op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 9 augustus 2002, kenmerk M43/6683, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellante sub 1 bij brief van 10 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2002, en appellante sub 2 bij brief van 13 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 16 september 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 oktober 2002 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2003, waar appellante sub 1 en appellante sub 2, vertegenwoordigd door mr. F.C.J.M. Buuron, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door B. Hoevers, S. Haghighat en B de Reuver, allen ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is P.T.T. Post B.V., vertegenwoordigd door mr. C.F.H. van Haeften en ir. E.H.J. Philippens, gemachtigden, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Appellante sub 2 voert aan dat zij ten onrechte niet op de hoogte is gesteld van het verzoek van PTT Post B.V. om het stellen van nadere eisen. Daarbij stelt zij dat zij niet de beschikking heeft (gehad) over alle in het kader van het onderhavige gedane verzoek van belang zijnde stukken.
2.1.1. Blijkens het primaire besluit heeft verweerder bij de voorbereiding van dit besluit toepassing gegeven aan de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.1.2. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht legt het bestuursorgaan de aanvraag tot het nemen van het besluit of het ontwerp van het ambtshalve of op aanvraag te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken, voor een periode van ten minste vier weken ter inzage voor hen aan wie ingevolge artikel 3:13 de gelegenheid wordt geboden hun zienswijze naar voren te brengen.
2.1.3. Gelet op het advies van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 17 april 2002, dat verweerder als motivering aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd, moet voor vaststaand worden aangenomen dat in ieder geval de stukken betrekking hebbend op het op de aanvraag te nemen besluit niet ter inzage hebben gelegen. Naar het oordeel van de Afdeling kan de mogelijkheid dat derden door het achterwege laten hiervan in hun belangen zijn geschaad niet worden uitgesloten. De Afdeling ziet om die reden geen aanleiding de schending van dit vormvoorschrift te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze beroepsgrond slaagt.
Het bestreden besluit komt reeds op deze grond voor vernietiging in aanmerking.
2.2. De beroepen zijn gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door het besluit van 28 augustus 2001 te herroepen.
2.3. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen van appellante sub 1 en appellante sub 2 gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan de IJssel van 9 augustus 2002, kenmerk M43/6683;
III. herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan de IJssel van 28 augustus 2001, kenmerk 412367;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat de gemeente Capelle aan de IJssel aan appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht (aan appellante sub 1 € 218,00 en aan appellante sub 2 € 109,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens , Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Scheerhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma w.g. Scheerhout
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2003
318.