200204468/1.
Datum uitspraak: 5 november 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 2 augustus 2002 in het geding tussen:
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer.
Bij besluit van 11 april 2000 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de Directeur) op grond van artikel 87, tweede lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 de aan appellant verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen tot en met 3500 kg op de keuringsplaats [locatie] te [plaats] met het keuringsinstantienummer [-] ingetrokken.
Bij besluit van 13 december 2001 heeft de Directeur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 2 augustus 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij ongedateerde brief heeft de Directeur van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. drs. K. Moenen, advocaat te Den Haag, en de Directeur, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus en mr. R. Grimbergen, gemachtigden, zijn verschenen.
2.1. Appellant bestrijdt met succes het oordeel van de rechtbank dat hij terecht in zijn bezwaar tegen het besluit van 11 april 2000 niet-ontvankelijk is verklaard omdat hij niet rechtstreeks in zijn belang is getroffen daar hij zijn bedrijf inmiddels had beëindigd en derhalve niet als belanghebbende bij dat besluit kan worden aangemerkt. Nu appellant geadresseerde van het besluit van 11 april 2000 is, dient hij naar het oordeel van de Afdeling als belanghebbende bij dat besluit te worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat hij zijn bedrijf op of rond 10 april 2000 had gesloten, ontslaat de Directeur niet van de verplichting om het besluit van 11 april 2000 inhoudelijk te heroverwegen. Hiervan kan alleen worden afgezien indien de uitkomst van die inhoudelijke heroverweging niets toe- of afdoet aan de rechten en bevoegdheden van appellant. Daarvan is in dit geval geen sprake. Immers kan, gelet op de samenhang tussen deze intrekking en de intrekking voor bepaalde tijd in de zaak van appellant met zaaknummer 200204859/1 waarin heden eveneens uitspraak is gedaan, niet worden uitgesloten dat een oordeel van de Directeur over de rechtmatigheid van laatstgenoemd besluit ertoe kan leiden dat de uitkomst van de heroverweging op het bezwaar tegen het besluit van 11 april 2000 van betekenis is voor de aanspraken van appellant. Daarbij valt te denken aan de mogelijkheid voor appellant schadevergoeding te verzoeken alsmede de mogelijkheid om later wederom als erkenninghouder APK-keuringen te verrichten.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigen. De Directeur dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.3. De Directeur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 2 augustus 2002, 01 / 1259 WET K1;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Directeur van 13 december 2001, kenmerk VIZ 2001/ 7914 /1125;
V. veroordeelt de Directeur in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1325,31, waarvan € 1288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de Dienst Wegverkeer te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat de Dienst Wegverkeer aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 109,00 en € 165,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Matulewicz
Voorzitter Ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2003