ECLI:NL:RVS:2003:AL8956

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302067/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek tegen illegale loods op perceel in Laarbeek

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek op 29 maart 2002 een verzoek van [partij 1] om handhavend op te treden tegen een loods op het perceel van appellant en [partij 2] afgewezen. Het college verklaarde op 2 oktober 2002 het bezwaar van [partij 1] gegrond en legde appellant en [partij 2] een dwangsom op om de loods te verwijderen. Appellant ging in beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 24 januari 2003 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant stelde hoger beroep in bij de Raad van State, die de zaak op 15 oktober 2003 behandelde.

De Raad van State oordeelde dat het college bevoegd was om de last onder dwangsom op te leggen, aangezien er nooit een bouwvergunning voor de loods was verleend. De voorzieningenrechter had terecht overwogen dat er een verzoek van een belanghebbende derde was om tegen de illegale situatie op te treden. De Raad van State concludeerde dat de aanwezigheid van een bijzonder geval, dat zou kunnen leiden tot afzien van handhaving, niet was aangetoond. Het perceel had een woonbestemming volgens het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Laarbeek, en de bouw van de loods was niet in overeenstemming met de bebouwingsvoorschriften.

Appellant deed een beroep op het overgangsrecht, maar de Raad van State oordeelde dat de verbouwing van de loods niet kon worden aangemerkt als een gedeeltelijke vernieuwing of verandering van het bestaande bouwwerk. Het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200302067/1.
Datum uitspraak: 15 oktober 2003.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 24 januari 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek (hierna: het college) het verzoek van [partij 1] om handhavend op te treden tegen de op het perceel van appellant en [partij 2], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), aanwezige loods afgewezen.
Bij besluit van 2 oktober 2002 heeft het college het daartegen door [partij 1] gemaakte bezwaar gegrond verklaard en appellant en [partij 2] onder oplegging van een dwangsom gelast de loods te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij uitspraak van 24 januari 2003, verzonden op 14 februari 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 27 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 april 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 12 juni 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 12 juni 2003 heeft [partij 1] van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J.L. Claassen, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door mr. B.J. Kruse en W.M. van der Burgt, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [partij 1], bijgestaan [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. Vast staat dat voor de onderhavige loods met een oppervlakte van ongeveer 196 m² en een inhoud van ongeveer 840 m³ nimmer bouwvergunning is verleend. De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht overwogen dat het college bevoegd was om tot oplegging van de last onder dwangsom te besluiten.
2.2. Er is door een belanghebbende derde uitdrukkelijk verzocht om tegen de illegale situatie op te treden. Deze heeft in beginsel aanspraak op handhaving van de wettelijke voorschriften. Alleen in bijzondere gevallen kan daarvan worden afgezien. De aanwezigheid van een bijzonder geval kan onder meer worden aangenomen, indien concreet zicht bestaat op legalisering.
2.3. Ingevolge het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Laarbeek (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel een woonbestemming. Niet in geschil is dat de bouw van een loods met een omvang als waarvan hier sprake is, niet in overeenstemming is met de op deze bestemming betrekking hebbende bebouwingsvoorschriften.
2.4. Appellant heeft een beroep gedaan op het in artikel 25, eerste lid, van de planvoorschriften neergelegde overgangsrecht. Ingevolge deze bepaling - voor zover hier van belang - mogen bouwwerken, welke bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan en die qua bestemming afwijken van het plan, op voorwaarde dat de bestaande afwijking van het plan niet in kwalitatieve zin wordt vergroot en behoudens onteigening (a) gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd en (b) eenmalig worden uitgebreid met een maximum van 10% van de op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp bestaande inhoud. De peildatum van het overgangsrecht is 30 maart 1998.
2.5. Op het perceel bevindt zich sedert ongeveer 1960 een schuur. Volgens appellant heeft hij medio 2000 een nieuw dak aangebracht en de houten muren deels vervangen door metselwerk en deels voorzien van groene damwanden. Anders dan appellant meent kan, gelet op de aard en omvang van voornoemde bouwwerkzaamheden, niet worden staande gehouden dat deze verbouwing nog kan worden aangemerkt als een gedeeltelijke vernieuwing of verandering van het bestaande bouwwerk. Appellant kan zich mitsdien niet met succes op het in de planvoorschriften neergelegde overgangsrecht beroepen.
Het betoog van appellant dat reeds in 1995 spanten en gordingen zijn geplaatst, zodat de verbouwing in 2000 gezien moet worden als een gedeeltelijke vernieuwing van de schuur, kan gelet op het vorenstaande niet slagen.
2.6. Het hoger beroep is derhalve ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met enige verbetering van gronden, te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2003.
17-455.