ECLI:NL:RVS:2003:AL8889

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200304699/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • M.L.D. Trippert-van Gemeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in milieurechtelijke vergunningverlening

In deze zaak heeft de Raad van State op 7 oktober 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroepsprocedure tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Limburg. Het college had op 10 juni 2003 een revisievergunning verleend aan de verzoekster voor een inrichting voor het op- en overslaan van afvalstoffen op een perceel in Weert. Dit besluit werd op 19 juni 2003 ter inzage gelegd. De verzoekster heeft op 30 juli 2003 beroep ingesteld, maar verweerder betoogde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van het beroepschrift begon op 20 juni 2003 en eindigde op 31 juli 2003. De verzoekster heeft het beroepschrift echter pas op 1 augustus verzonden, waardoor het niet tijdig was. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 15 september 2003, waarbij de verzoekster en de vertegenwoordigers van verweerder aanwezig waren. De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd op 7 oktober 2003 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200304699/2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2003, kenmerk 02/37688, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [verzoekster] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een inrichting voor onder meer het op- en overslaan van afvalstoffen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Weert, sectie […], nummer […]. Dit besluit is op 19 juni 2003 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 30 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 30 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 september 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.G. Werkhoven en ing. J.M.M.D. Poelen, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn [partij 1] en [partij 2], beide vertegenwoordigd door mr. H.B.J. Reijnders, advocaat te Waalre, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat het door verzoekster ingediende beroepschrift niet tijdig is ingediend.
2.2. Het bestreden besluit is bekendgemaakt op 19 juni 2003, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift ingevolge het bepaalde in artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is begonnen op 20 juni 2003. Gelet op artikel 6:7 van deze wet was 31 juli 2003 de laatste dag waarop het beroepschrift kon worden ingediend.
Verzoekster heeft het beroepschrift niet binnen de termijn ingediend, nu het blijkens het poststempel op 1 augustus is verzonden. Gelet hierop is het beroepschrift niet tijdig ingediend. Naar verwachting zal de Afdeling verzoekster om die reden niet in haar beroep ontvangen. In zoverre bestaat er dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L.D. Trippert-van Gemeren, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Trippert-van Gemeren
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2003
289.