ECLI:NL:RVS:2003:AL3399

Raad van State

Datum uitspraak
1 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302708/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor kap en verplanting van bomen in Amsterdam Oud-Zuid

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam voor het kappen en verplanten van bomen in de openbare ruimte. Op 25 juli 2002 verleende het Dagelijks Bestuur vergunningen voor het kappen van vijf esdoorns en 32 essen, en het verplanten van drie esdoorns en een fraxinus in de J. Vermeerstraat, het J. Vermeerplein en de Ruysdaelstraat. Daarnaast werd er een vergunning verleend voor het kappen van een iep en het verplanten van twaalf lindebomen in de G. Metsustraat. Tegen deze besluiten heeft de stichting "Stichting Belangenbehartiging Bewoners en Ondernemers Oud-Zuid" bezwaar gemaakt, dat op 25 februari 2003 ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verklaarde op 10 april 2003 het beroep van appellante ongegrond. Hiertegen heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden zijn aangevuld in mei 2003.

De Raad van State heeft de zaak op 12 september 2003 behandeld, waarbij geen van de partijen aanwezig was. De Raad overweegt dat het Dagelijks Bestuur op basis van de Bomenverordening Amsterdam Oud-Zuid 2001 de vergunning kan weigeren of onder voorwaarden kan verlenen, rekening houdend met natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden, stadsschoon en recreatie. De verleende kapvergunningen zijn in verband met een herinrichtingsplan voor de betrokken straten, dat op 6 maart 2002 is vastgesteld. De Raad concludeert dat het Dagelijks Bestuur in redelijkheid tot de verlening van de vergunningen heeft kunnen besluiten, waarbij het belang van verkeersveiligheid zwaarder is gewogen dan het behoud van de bomen. De rechtbank heeft dit oordeel bevestigd en de grieven van appellante in hoger beroep zijn voornamelijk herhalingen van eerdere argumenten. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200302708/1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Belangenbehartiging Bewoners en Ondernemers
Oud-Zuid", gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 10 april 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 25 juli 2002 heeft het Dagelijks Bestuur van stadsdeel Oud-Zuid van de gemeente Amsterdam (hierna: het Dagelijks Bestuur) aan de afdeling Nieuw Werk van het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid onder nummer 60-30 vergunning verleend voor het kappen van vijf esdoorns en 32 essen en het verplanten van drie esdoorns en een fraxinus in de openbare ruimte van de J. Vermeerstraat, het J. Vermeerplein en de Ruysdaelstraat en onder nummer 60-31 vergunning verleend voor he kappen van een iep en het verplanten van twaalf lindebomen in de openbare ruimte van de G. Metsustraat.
Bij besluit van 25 februari 2003 heeft het Dagelijks Bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 28 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 mei 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 mei 2003 heeft het Dagelijks Bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 12 september 2003 ter zitting aan de orde gesteld. Geen der partijen is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Bomenverordening Amsterdam Oud-Zuid 2001 (hierna: de verordening), kan het Dagelijks Bestuur de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van:
- natuur- en milieuwaarden;
- landschappelijke waarden;
- cultuurhistorische waarden;
- waarden van stadsschoon;
- waarden van recreatie en leefbaarheid.
2.2. De in geding zijnde kapvergunningen zijn verleend in verband met het plan tot herinrichting van de G. Metsustraat, het J. Vermeerplein, de J. Vermeerstraat en de Ruysdaelstraat, dat op 6 maart 2002 door het Dagelijks Bestuur is vastgesteld.
2.3. Er bestaat geen grond bestaat voor het oordeel dat het Dagelijks Bestuur, gezien de discretionaire ruimte die het op grond van artikel 7, eerste lid, van de verordening toekomt, niet in redelijkheid tot de verlening van de kapvergunningen heeft kunnen besluiten.
In het bijzonder is geen plaats voor het oordeel dat het Dagelijks Bestuur het belang van de verkeersveiligheid - met het oog waarop het herinrichtingsplan is vastgesteld en dat het Dagelijks Bestuur terecht heeft afgewogen tegen het belang dat gemoeid is met het behoud van de bomen - niet in redelijkheid zwaarder heeft kunnen laten wegen dan laatstgenoemd belang. Bij dit oordeel wordt mede in aanmerking genomen dat bij deze afweging van belangen de door appellante aangedragen alternatieven, zoals verlegging van de tramrails of versmalling van de rijbaan, waardoor met name de iep kan worden behouden, zijn betrokken.
2.4. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen. Nu voorts de grieven van appellante in hoger beroep voornamelijk een herhaling vormen van haar betoog in beroep, dat de rechtbank op juiste gronden heeft weerlegd, kunnen deze niet leiden tot een andersluidend oordeel.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Wolff
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2003
238.