ECLI:NL:RVS:2003:AL3257

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303896/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Cleton
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Om de Haenen' te Breda

Op 26 september 2002 heeft de gemeenteraad van Breda het bestemmingsplan 'Om de Haenen' vastgesteld, op voorstel van burgemeester en wethouders. Dit plan voorziet in de bouw van ongeveer 660 woningen en de aanleg van een wijkontsluitingsweg en een groenzone. Tegen dit besluit hebben verzoekers, bewoners van de Donkerstraat, op 19 juni 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 28 augustus 2003 ter zitting behandeld, waar zowel verzoekers als verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, aanwezig waren. Ook de gemeenteraad was vertegenwoordigd door ir. H.C. van Engen.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers vrezen dat hun woon- en leefklimaat zal worden aangetast door de ontsluitingsweg en de beperkte omvang van de groenzone. Ze betogen dat de ontsluitingsweg ten onrechte samenvalt met een gedeelte van de Donkerstraat en dat de groenzone te smal is. Verweerder heeft echter gesteld dat de groenverbinding tussen het bosgebied en het centrum van Teteringen voldoende is en dat de afstand tussen de weg en de woningen van verzoekers zal worden vergroot.

Na beoordeling van de stukken en het verhandelde ter zitting, concludeert de Voorzitter dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. De Voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 september 2003.

Uitspraak

200303896/2.
Datum uitspraak: 23 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2002 heeft de gemeenteraad van Breda, op voorstel van burgemeester en wethouders, vastgesteld het bestemmingsplan "Om de Haenen".
Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 april 2003, kenmerk 864390, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 19 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2003, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 augustus 2003, waar verzoekers, bij monde van [gemachtigde], [gemachtigde], [gemachtigde], [gemachtigde] en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad, vertegenwoordigd door ir. H.C. van Engen, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan heeft betrekking op het gebied dat wordt begrensd door de bestaande bebouwing van de wijk de Haenen, de huidige Donkerstraat in het zuiden en het ten oosten van het plangebied gelegen bosgebied. Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 660 woningen. Ter hoogte van de Donkerstraat is voorzien in een wijkontsluitingsweg en een groenzone.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoekers, die wonen aan de Donkerstraat, kunnen zich daarmee niet verenigen. Zij vrezen dat hun woon- en leefklimaat zal worden aangetast door de ontsluitingsweg en de beperkte omvang van de groenzone. Tevens zal de volgens hen essentiële relatie tussen het buitengebied en een centraal deel van Teteringen worden verbroken. Zij betogen dat de in het plan voorziene ontsluitingsweg ten onrechte samenvalt met een gedeelte van de Donkerstraat. Voorts stellen zij dat de beoogde groenzone langs de Donkerstraat in het plan plaatselijk te smal is en wordt doorsneden door de zuidelijke ontsluitingsweg.
2.4. Verweerder heeft ingestemd met het standpunt van de gemeenteraad dat met de in het plan voorziene groenzone in voldoende mate een groenverbinding tussen het bosgebied en het centrum van Teteringen is gelegd.
Gelet op de noordelijke ligging van de voorziene ontsluitingsweg behoeven verzoekers volgens verweerder niet te vrezen voor overlast.
2.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de ontsluitingsweg binnen de bestemming “Verkeersdoeleinden” zo noordelijk mogelijk zal worden aangelegd, zodat de afstand tussen de weg en de woningen van verzoekers ten opzichte van de huidige situatie zal worden vergroot. Ter zitting is van de zijde van verweerder verklaard dat de geluidsbelasting ter plaatse van de woningen, ten gevolge van de aanleg van de ontsluitingsweg, met maximaal 1 dB(A) zal toenemen.
Verder is niet gebleken dat de aanleg van deze ontsluitingsweg ter plaatse in strijd is met het gemeentelijke structuurplan.
Ter zitting is van de zijde van verweerder verklaard dat de groenstrook ter hoogte van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij, alsmede aan de oostkant is verbreed ten opzichte van hetgeen in het gemeentelijke structuurplan was opgenomen. De Voorzitter is van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat deze groenstrook niettemin niet voorziet in een voldoende verbinding met het oostelijk gelegen bosgebied, dan wel dat de groenstrook anderszins van onvoldoende omvang is.
Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd heeft de Voorzitter er dan ook niet van kunnen overtuigen dat ter plaatse sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
2.6. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Soede
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2003
270-425.