ECLI:NL:RVS:2003:AK4061

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301400/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen inzake woningbouw op percelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen, dat op 10 augustus 2001 mededeelde geen medewerking te verlenen aan woningbouw op bepaalde percelen. Appellanten maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 31 januari 2002 ongegrond. De rechtbank te Breda oordeelde op 21 januari 2003 dat het beroep van appellanten, voor zover ingesteld door een bepaalde appellant, gegrond was en vernietigde de beslissing op bezwaar, maar verklaarde het beroep voor het overige ongegrond. Appellanten gingen in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden aanvulden in maart 2003. De Raad van State heeft de zaak op 26 augustus 2003 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellanten als het college vertegenwoordigd waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechter ambtshalve moet beoordelen of er bezwaar en beroep openstaat tegen een bestuursbesluit. De Afdeling concludeert dat de brief van appellanten van 8 maart 2001 niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon de daaropvolgende brief van het college van 10 augustus 2001 niet als een besluit tot het weigeren van vrijstelling worden aangemerkt, wat betekent dat er geen bezwaar tegen gemaakt kon worden. De rechtbank heeft dit miskend.

Het hoger beroep is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en de bezwaren van appellanten zijn niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en heeft de gemeente Gilze en Rijen gelast het griffierecht aan appellanten te vergoeden.

Uitspraak

200301400/1.
Datum uitspraak: 17 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 21 januari 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen.
1. Procesverloop
Bij brief van 10 augustus 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen (hierna: het college) appellanten meegedeeld geen medewerking te verlenen aan woningbouw op de percelen [locaties] te [plaats] (hierna: de percelen).
Bij besluit van 31 januari 2002 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2003, verzonden op 27 januari 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep, voorzover ingesteld door [naam] gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar inzoverre vernietigd en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van dat besluit voorzover vernietigd, en voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 3 maart 2003, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 april 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2003, waar appellanten in persoon, en het college, vertegenwoordigd door A.A.M. van de Groes, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling stelt voorop dat de rechter ambtshalve de vraag dient te beantwoorden of tegen een beslissing van een bestuursorgaan bezwaar en beroep openstaat.
2.2. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van die wet, dient een belanghebbende alvorens hij beroep kan instellen tegen een besluit, daartegen bezwaar te maken.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
2.3. Bij brief van 8 maart 2001 hebben appellanten het college verzocht een principe-uitspraak te doen over een eerder afgewezen bouwaanvraag voor een woning op één van hun percelen alsmede over de mogelijkheden om op deze percelen in de toekomst drie woningen te bouwen. Met de brief van 10 augustus 2001 heeft het college gehoor gegeven aan dit verzoek.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, kan de brief van 8 maart 2001 niet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van voormeld artikel 1:3, derde lid. Gelet op de bewoordingen ervan is daarmee niet beoogd van het college een besluit als bedoeld in het eerste lid van dat artikel te verkrijgen. Nu daaraan geen aanvraag ten grondslag ligt, kan de brief van 10 augustus 2001 niet als een besluit tot het weigeren van vrijstelling worden aangemerkt. Daartegen kon derhalve geen bezwaar worden gemaakt. Gelet hierop had het college de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk moeten verklaren. De rechtbank heeft dat miskend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd evenals de beslissing op bezwaar. De Afdeling zal, zelf voorziende, de bezwaren van appellanten alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Breda van 21 januari 2003, 02/321 WRO 19;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen van 31 januari 2002, CBB/B01.070b;
V. verklaart de bezwaren van appellanten niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. gelast dat de gemeente Gilze en Rijen aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 274,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2003
17-412.