200300040/1.
Datum uitspraak:17 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 21 november 2002 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk.
Bij besluit van 8 september 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk (hierna: het college) appellant onder aanzegging van bestuursdwang gelast een op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) opgericht gastenverblijf af te (laten) breken vóór 24 oktober 2000 om 09.00 uur.
Bij besluit van 18 september 2001 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2002, verzonden op 22 november 2002, heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 2 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 januari 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 maart 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door J.F.C. van Delft, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellant heeft een op het perceel aanwezige romneyloods verbouwd zonder te beschikken over een daarvoor vereiste bouwvergunning.
2.2. Het perceel is ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied” bestemd voor “Bos- en natuurgebied”. Niet in geschil is, en ook de Afdeling gaat ervan uit, dat het gebouw in strijd is met deze bestemming.
2.3. Appellant betoogt tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het in artikel 36.1 van de planvoorschriften neergelegde overgangsrecht in de weg staat aan handhavend optreden tegen de bouw van de opstal. Vast staat immers dat voor de romneyloods geen bouwvergunning is verleend, zodat deze is opgericht in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet. Voormeld artikel 36.1 kan aan die overtreding niet afdoen. Het bouwovergangsrecht kan niet strekken tot legalisering van onder het voorafgaande bestemmingsplan illegaal aanwezige bebouwing. Het college was derhalve bevoegd tot handhavend optreden.
2.4. Alleen in bijzondere gevallen kan een bestuursorgaan afzien van handhavend optreden tegen een illegale situatie. Een bijzonder geval kan worden aangenomen indien concreet zicht bestaat op legalisering van de situatie. Zodanig zicht ontbrak evenwel ten tijde van de beslissing op bezwaar. Dat, naar appellant stelt, de bestemming “Bos- en natuurgebied” niet aansluit op de feitelijke situatie ter plaatse van het gebouwde, wat daar ook van zij, doet daaraan niet af.
De uitspraak van de Afdeling van 3 april 2000, inzake nrs. H01.99.0461 en H01.99.0514 (AB 2000, 252) en de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2001, inzake no. 200004356, (Gemeentestem 2002, 7161, nr. 3) waarnaar appellant in dit verband verwijst, leiden niet tot een ander oordeel. Anders dan in deze zaak betrof het in die gevallen de vraag of de gedeeltelijke verandering of vernieuwing van een legaal aanwezig bouwwerk tot gevolg had dat de bestaande afwijkingen van het plan werden vergroot. Van een gedeeltelijke verandering of vernieuwing is in het thans aan de orde zijnde geval geen sprake.
2.5. Het betoog van appellant dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid van bestuursdwang had moeten afzien gelet op zijn voorstel om enige op het perceel aanwezige gebouwen te verwijderen indien de verbouwde romneyloods kan worden gehandhaafd, faalt. Nu verwijdering van die gebouwen geen verandering brengt in de illegale situatie, heeft het college daarin geen reden hoeven zien om bestuursdwang achterwege te laten.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2003