ECLI:NL:RVS:2003:AK3983

Raad van State

Datum uitspraak
11 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305167/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor tankstations milieubeheer

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 11 september 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, die betrokken zijn bij de exploitatie van tankstations, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren. Dit besluit, genomen op 21 juli 2003, hield in dat verzoekers een last onder dwangsom werd opgelegd voor het buiten gebruik stellen van drie ondergrondse tanks, omdat dit in strijd was met voorschrift 5.4.10 van Bijlage I bij het Besluit tankstations milieubeheer.

Verzoekers hebben op 5 augustus 2003 de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening zijn dat de begunstigingstermijn van vier weken te kort is, vooral omdat deze samenvalt met de bouwvakvakantie. Tijdens de zitting op 2 september 2003 is het verzoek behandeld. Verzoekers hebben hun standpunt toegelicht, waarbij zij hebben aangegeven dat het verwijderen van de tanks niet zinvol is voordat de bodem is gesaneerd. De Voorzitter heeft erkend dat de omstandigheden, zoals de bouwvak en de jaarlijkse drukte van het vervoersbedrijf van verzoekers, niet in aanmerking zijn genomen bij het besluit van verweerder.

De Voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen dringende milieurisico's zijn die een onmiddellijke uitvoering van de last rechtvaardigen. Daarom heeft hij besloten om het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, die in totaal € 774,99 bedragen, en is de gemeente Someren gelast om het griffierecht van € 232,00 aan verzoekers te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 september 2003.

Uitspraak

200305167/1.
Datum uitspraak: 11 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], gevestigd te [plaats],
en
college van burgemeester en wethouders van Someren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2003, kenmerk mz/fw, heeft verweerder verzoekers een last onder dwangsom opgelegd voor het in strijd met voorschrift 5.4.10 van Bijlage I bij het Besluit tankstations milieubeheer buiten gebruik stellen van drie ondergrondse tanks.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 5 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2003, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2003. Verzoekers zijn daar vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Verweerder is daar vertegenwoordigd door F.F.M. van der Wiel, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Primair stellen verzoekers zich op het standpunt dat het niet zinvol is de ondergrondse tanks te verwijderen voordat de bodem wordt gesaneerd. Verder achten zij de begunstigingstermijn van vier weken in dit geval te kort, omdat die termijn grotendeels samenvalt met de “bouwvak”.
2.2. Ofschoon de Voorzitter op zichzelf geen aanknopingspunten ziet om aan te nemen dat een termijn van vier weken niet toereikend is om te kunnen voldoen aan de last, kan worden aangenomen dat de feitelijke mogelijkheden om de daarvoor benodigde werkzaamheden aan te besteden en uit te voeren gedurende de “bouwvak” beperkt zijn. Verder is aannemelijk gemaakt dat de jaarlijkse topdrukte van het vervoersbedrijf van verzoekers samenvalt met die vakantieperiode, hetgeen betekent dat een beperking van de bedrijfsvoering gedurende die periode voor hen nadeliger is dan gedurende andere perioden. Ter zitting heeft verweerder erkend dat hij bij het nemen van het besluit geen rekening heeft gehouden met deze omstandigheden. Nu niet is gebleken van zodanige milieurisico’s die nopen tot het aanvangen van de werkzaamheden op de kortst mogelijke termijn, ziet de Voorzitter in hetgeen over de termijn is aangevoerd aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op de hierna onder 3. van deze uitspraak weergegeven wijze. Gelet daarop ziet de Voorzitter geen grond meer om, in afwachting van de beslissing op bezwaar, de overige grond waarop het verzoek steunt te behandelen.
2.3. Verweerder dient te worden veroordeeld in de proceskosten.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Someren van 21 juli 2003, kenmerk mz/fw, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Someren in de door verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 774,99, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de gemeente Someren te worden betaald aan verzoekers;
III. gelast dat de gemeente Someren aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 232,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2003
157.