ECLI:NL:RVS:2003:AJ3392

Raad van State

Datum uitspraak
10 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200301573/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen op besluit tot oplegging van last onder dwangsom

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 september 2003 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen de weigering van de deelgemeente Hoogvliet om terug te komen op een eerder besluit. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 5 september 2001, hield in dat aan de appellant een last onder dwangsom werd opgelegd wegens overtredingen van milieuwetgeving. De appellant had bezwaar gemaakt tegen deze last, maar dit bezwaar werd op 23 december 2002 ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij de Arrondissementsrechtbank Rotterdam, dat op 13 januari 2003 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 augustus 2003, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.A.K. Rahman, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. B. Menting en ambtenaren van de deelgemeente. De Raad heeft overwogen dat het bestuursorgaan niet verplicht is om terug te komen op een eerder besluit, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De appellant heeft echter geen overtuigende argumenten aangedragen die zouden wijzen op dergelijke omstandigheden.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat de weigering van de deelgemeente om terug te komen op het besluit van 5 september 2001 op goede gronden is genomen. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 10 september 2003.

Uitspraak

200301573/1.
Datum uitspraak: 10 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hoogvliet,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2002 heeft verweerder geweigerd terug te komen op het besluit van 5 september 2001 waarbij aan appellant een last onder dwangsom is opgelegd.
Bij besluit van 23 december 2002, verzonden op 23 december 2002, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 12 januari 2003, bij de Arrondissementsrechtbank Rotterdam ingekomen op 13 januari 2003, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 31 januari 2003.
Bij brief van 13 februari 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De geschriften van appellant zijn bij brief van 11 maart 2003 doorgezonden aan de Raad van State ter behandeling als beroepschrift.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 augustus 2003, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. M.A.K. Rahman, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. B. Menting, gemachtigde, en B. Schrantee en A. Papavoine, ambtenaren van de deelgemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 5 september 2001, kenmerk #70385 [13436], heeft verweerder aan appellant een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd. De dwangsom ziet op overtredingen van artikel 10.19 van de Wet milieubeheer of van diverse voorschriften behorende bij de bij besluit van 27 februari 2001 aan appellant krachtens de Wet milieubeheer verleende oprichtingsvergunning gedeeltelijk in combinatie met overtreding van artikel 13 van de Wet bodembescherming. De milieuvergunning ziet – voorzover hier van belang - op een gemengde veehouderij op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummers […], […] en […]. De vastgestelde maxima waarboven per overtreding geen dwangsom meer wordt verbeurd bedragen tezamen € 12.705,84.
2.2. Bij uitspraak van 12 juni 2002 heeft de Afdeling het beroep van appellant tegen het dwangsombesluit van 5 september 2001 wegens het onvermeld laten van de gronden van het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het besluit van 5 september 2001 is thans onherroepelijk.
2.3. Indien het bestuursorgaan naar aanleiding van een verzoek daartoe tot de conclusie komt dat er geen termen zijn om van het oorspronkelijke besluit terug te komen, kan degene die de beroepsmogelijkheid tegen het oorspronkelijke besluit onbenut heeft gelaten, niet langs de weg van het instellen van bezwaar en beroep tegen het besluit dat op het verzoek om terug te komen is genomen, bereiken dat de rechter de zaak beoordeelt, als ware het beroep gericht tegen de oorspronkelijke beslissing, omdat anders aan het wettelijk voorschrift dat voorschrijft dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten zijn kracht zou worden ontnomen. Aan de orde is dan ook slechts de vraag of zich na het dwangsombesluit van 5 september 2001 bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die verweerder aanleiding hadden moeten geven terug te komen van dat besluit.
In hetgeen appellant dienaangaande heeft aangedragen is niet aannemelijk geworden dat sprake is van dergelijke omstandigheden. Verweerder heeft daarom op goede gronden besloten niet terug te komen op het besluit van 5 september 2001.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Plambeck
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2003
159-314.