ECLI:NL:RVS:2003:AJ3330
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- E.E. van der Vlis
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor bewerking van kwikhoudende afvalstoffen
In deze zaak heeft de Raad van State op 2 september 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een vergunning die op 13 mei 2003 is verleend aan vergunninghoudster voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het bewerken van kwikhoudende afvalstoffen. Het besluit tot vergunningverlening is op 4 juni 2003 ter inzage gelegd. Verzoekster heeft op 15 juli 2003 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek behandeld op 11 augustus 2003, waarbij zowel de vertegenwoordigers van de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Groningen, als de vergunninghoudster aanwezig waren.
Verzoekster betoogde dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat er geen milieu-effectrapport (mer-rapport) nodig was voor de bewerking van de kwikhoudende afvalstoffen, omdat deze ook organisch materiaal bevatten. Verweerder stelde echter dat de bewerking voornamelijk een fysisch proces betreft en dat er geen sprake is van chemische behandeling, waardoor een mer-rapport niet verplicht is. De Voorzitter concludeerde dat de aangevraagde activiteit als een fysisch proces moet worden aangemerkt en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat er chemische behandeling plaatsvindt, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.
Daarnaast betoogde verzoekster dat de emissieruimte voor kwik en benzeen in het besluit was verruimd ten opzichte van het ontwerp, wat in strijd zou zijn met de Wet milieubeheer. De Voorzitter oordeelde dat de correctie van de vrachtnorm door verweerder correct was en dat er geen aanleiding was voor een voorlopige voorziening. Uiteindelijk werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.