200204899/1.
Datum uitspraak: 3 september 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Hof van Twente, appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 6 augustus 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 27 maart 2001 heeft appellant aan [verzoeker] een schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) toegekend van ƒ 22.500,00/€ 10.210,05 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 april 2000.
Bij besluit van 4 december 2001 heeft appellant het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar, overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 2001, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 augustus 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 september 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 26 oktober 2002 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Boonstra, ambtenaar bij de gemeente, en [verzoeker], in persoon, zijn verschenen.
2.1. Niet in geschil is dat [verzoeker] schade heeft geleden, doordat de waarde van zijn woning ten gevolge van het op 7 april 1998 in rechte onaantastbaar geworden bestemmingsplan “Zenkeldamshoek” is verminderd. Ingevolge dat plan zijn de ten noorden van zijn woning gelegen gronden, die een agrarische bestemming hadden, bestemd voor “groen”, “verkeersdoeleinden” en “bedrijfsdoeleinden”.
2.2. De schadebeoordelingscommissie heeft in haar terzake aan appellant uitgebrachte advies de waardevermindering van de woning op ƒ 22.500,00/€ 10.210,05 getaxeerd. Blijkens dat advies is bij de berekening van de schade rekening gehouden met uitzichtschade, schade ten gevolge van geluid-, licht- en geurhinder en aantasting van de privacy.
Appellant heeft dit advies gevolgd bij de beslissing op het verzoek om schadevergoeding en bij de beslissing op het bezwaar.
2.3. [verzoeker] heeft in beroep een taxatierapport van Roetgerink Makelaardij BV te Goor overgelegd, waarin de waardevermindering van zijn woning op ƒ 30.000,00/€ 13.613,41 wordt geschat.
2.4. De rechtbank heeft - samengevat - overwogen dat appellant, mede gelet op zijn handelwijze in de planschadezaak [partij], het door [verzoeker] overgelegde taxatierapport om advies aan de schadebeoordelingscommissie moet voorleggen, waarbij de schadebeoordelingscommissie de verkoop van een stuk grond ter grootte van 45 m² aan [verzoeker] ter compensatie van door hem geleden planschade dient te betrekken.
2.5. Appellant heeft zich bij de beslissing op het verzoek om schadevergoeding gebaseerd op het advies van de schadebeoordelingscommissie. [verzoeker] heeft zich in zijn bezwaarschrift tegen die beslissing het recht voorbehouden om door middel van een taxatierapport aan te tonen dat de waardevermindering van zijn woning groter is dan door de schadebeoordelingscommissie geraamd. Nu [verzoeker] eerst tijdens de beroepsprocedure een op 30 januari 2002 opgemaakt taxatierapport heeft overgelegd, kon appellant daarmee geen rekening houden bij de beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat appellant het taxatierapport alsnog in de beoordeling moet betrekken. Dat appellant in de zaak [partij] betekenis heeft gehecht aan een nader advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken over de hoogte van de te vergoeden planschade, geeft geen aanleiding tot een andersluidend oordeel, nu dat advies vóór de beslissing op het bezwaar van [partij] is uitgebracht.
De raad heeft zich van meet af aan op het standpunt gesteld dat de aankoop door [verzoeker] van een strook grond nabij zijn woning niet strekt tot compensatie van geleden planschade, terwijl [verzoeker] het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, levert de grondtransactie derhalve evenmin een reden op voor een nader advies van de schadebeoordelingscommissie.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. In hetgeen [verzoeker] in beroep heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad bij het vaststellen van de hoogte van de planschadevergoeding zich niet in redelijkheid heeft kunnen baseren op het advies van de schadebeoordelingscommissie. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 6 augustus 2002, 02 / 79 WET V1 A;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.C.M. Ramsahai, ambtenaar van Staat.
De Voorzitter w.g. Ramsahai
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van Staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2003