ECLI:NL:RVS:2003:AI1235

Raad van State

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206622/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen niet-reinigbaarheidsverklaring door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 20 augustus 2003 uitspraak gedaan over het beroep van een naamloze vennootschap, N.V. Service Centrum Grond, tegen de afwijzing van haar aanvragen om een niet-reinigbaarheidsverklaring. De aanvragen werden afgewezen door de verweerster, die op 15 mei 2002 het besluit nam om de aanvragen te weigeren op basis van de Wet belasting op milieugrondslag en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen. De appellante, vertegenwoordigd door mr. C.W. Buurman, heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard door de verweerster op 30 oktober 2002.

De appellante heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoerde dat de afwijzing op onjuiste gronden was gebaseerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 augustus 2003 behandeld. De verweerster betoogde dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat de appellante niet dezelfde entiteit was als degene die bezwaar had gemaakt. De Afdeling oordeelde echter dat het beroep ontvankelijk was, omdat de appellante de juiste volmachten had overgelegd.

De appellante stelde verder dat de verweerster ten onrechte het gewijzigde reglement had toegepast zonder een overgangstermijn te hanteren. De Afdeling overwoog dat de verweerster voldoende bekendheid had gegeven aan de wijzigingen en dat de appellante niet had aangetoond dat de informatie ontoereikend was. Uiteindelijk oordeelde de Afdeling dat de appellante de nieuwe werkwijze niet had gevolgd en dat de gevolgen daarvan voor haar risico waren. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200206622/1.
Datum uitspraak: 20 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
de naamloze vennootschap "N.V. Service Centrum Grond",
verweerster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2002 heeft verweerster de aanvragen van appellante om een niet-reinigbaarheidsverklaring als bedoeld in art 12, eerste lid, van de Wet belasting op milieugrondslag en art 2 van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen met betrekking tot de partijen 12570 en 12626 afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2002, kenmerk UP/HJM/110.6339/2002S01108, heeft verweerster het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 11 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 18 februari 2003 heeft verweerster een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. C.W. Buurman, gemachtigde, en verweerster, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan de Rijn, en [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verweerster betoogt dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien zij niet dezelfde is als degene die bezwaar heeft gemaakt.
De Afdeling overweegt dat het bezwaar, blijkens de ondertekening en het gebruikte briefpapier is ingesteld namens “Essent Milieu B.V.”. Het beroep is, blijkens de aanhef daarvan, ingesteld namens [appellante]. Door appellante is een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en Fabrieken Drenthe overgelegd, waaruit blijkt dat haar vennootschap onder firma wordt gevormd door de besloten vennootschap “VAM Beheer B.V.” en de besloten vennootschap “[naam] B.V.”. Voorts is door haar een volmacht overgelegd waaruit blijkt dat zij tot het instellen van beroep is gemachtigd door beide vennoten en dat de besloten vennootschap “VAM Beheer B.V.” daarbij wordt vertegenwoordigd door haar statutair bestuurder, de besloten vennootschap “Essent Milieu B.V.”. Verder heeft zij een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en Fabrieken Drenthe overgelegd, waaruit blijkt dat “Essent Milieu B.V.” zelfstandig bevoegd is op te treden voor voormelde besloten vennootschap “VAM beheer B.V.”. De Afdeling is gelet op het vorenstaande van oordeel dat is komen vast te staan dat beroep is ingesteld namens degene in wiens naam het bezwaar is ingesteld. Het beroep is, gelet hierop, ontvankelijk.
2.2. Appellante betoogt dat verweerster haar aanvragen heeft afgewezen op onjuiste gronden. Zij stelt zich op het standpunt dat daarbij ten onrechte is getoetst aan het reglement van verweerster zoals dat door haar is gewijzigd per 1 november 2001. Naar haar mening had verweerster een algemene overgangstermijn dienen te hanteren ten aanzien van de wijzingen in het reglement, nu het gewijzigd reglement eerst op 15 oktober 2001 is gepubliceerd. Gezien de korte tijd tussen publicatie en inwerkingtreding worden de wijzigingen in Reglement volgens appellante in feite met terugwerkende kracht toegepast. Voorts heeft verweerster naar het inzicht van appellante ten onrechte niet gemotiveerd waarom de door appellante gevolgde werkwijze niet juist is. Appellante stelt hier aanzienlijke schade door te hebben geleden.
2.2.1. Verweerster stelt dat zij, voordat zij het gewijzigde reglement als toestingskader is gaan toepassen, ruime bekendheid heeft gegeven aan de voorgenomen wijzigingen en de consequenties daarvan voor aanvragers van niet-reinigbaarheidsverklaringen. In dat kader heeft zij op 22 augustus 2001 een voorlichtingsbijeenkomst gehouden, waarvoor ook appellante een uitnodiging heeft ontvangen. Voorts is haar uit overleg met de brancheorganisatie, de Nederlandse vereniging van procesmatige grondreinigers, niet gebleken dat de voorgenomen wijzigingen niet uitvoerbaar zouden zijn dan wel dat er een algemene overgangstermijn noodzakelijk was.
2.2.2. De Afdeling overweegt dat appellante niet heeft bestreden dat zij ten aanzien van de onderhavige partijen niet de nieuwe werkwijze, zoals vermeld in het gewijzigd reglement, heeft gevolgd. Voorts heeft appellante niet bestreden te zijn uitgenodigd op de door verweerster georganiseerde voorlichtingsbijeenkomst. Evenmin heeft zij gesteld dat de bij die gelegenheid geboden informatie ontoereikend is geweest. In de uitnodigingsbrief van 31 juli 2001 is door verweerster uitdrukkelijk opgemerkt dat het een presentatie betrof over een op handen zijnde verandering in de werkwijze bij de beoordeling van ter keuring aangeboden partijen grond èn dat vanaf 1 november 2001 verstrekking van niet-reinigbaarheidsverklaringen enkel op basis van keuring van de grond in depot zou geschieden en niet langer op basis van in-situ gegevens.
Nu appellante desondanks tot aan 1 november 2001 de voorheen gebruikelijke werkwijze is blijven volgen, is de Afdeling van oordeel dat de gevolgen daarvan voor appellantes risico zijn.
2.3. Het beroep dient, gelet op het bovenstaande, ongegrond te worden verklaard.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.M. Boll en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.J. Overdijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Overdijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2003
320.