200303385/2.
Datum uitspraak: 4 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 18 april 2003 in het geding tussen:
[partij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 6 september 2001 heeft verzoeker (hierna: het college) aan [partij] medegedeeld geen aanleiding te zien handhavend op te treden tegen het gebruik van de appartementen [locatie] in [plaats], (hierna: de appartementen) voor de huisvesting van twaalf tot vijftien minderjarige asielzoekers.
Bij besluit van 12 februari 2002 heeft het college het daartegen door [partij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2003, verzonden op die dag, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [partij] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 26 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op die dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 juli 2003. Tevens heeft het college de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 17 juli 2003 heeft [gemachtigde] medegedeeld dat [partij] op 7 juli 2003 is overleden en dat de procedure wordt voortgezet door zijn [partner].
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 juli 2003, waar het college, vertegenwoordigd door ing. D. Keegstra, ambtenaar der gemeente, en [partner], vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de Woningcorporatie Dongeradeel, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.1. Bij de beslissing op bezwaar van 12 februari 2002 heeft het college zijn standpunt gehandhaafd dat er geen grond is om handhavend op te treden tegen het gebruik van de appartementen voor de huisvesting van twaalf tot vijftien minderjarige asielzoekers, omdat dat gebruik in overeenstemming met het bestemmingsplan “Holwerd – De Fellingen“ moet worden geacht. De rechtbank is bij de aangevallen uitspraak van 18 april 2003 tot de conclusie gekomen dat dit gebruik in strijd is met de aan de gronden gegeven bestemming “Woonhuizen, klasse A”, en heeft om die reden de beslissing op bezwaar vernietigd.
2.2. De vraag of in het voorliggende geval sprake is van rechtens verboden gebruik leent zich naar het oordeel van de Voorzitter niet voor beantwoording in het kader van de onderhavige procedure. Temeer daar, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling dat niet kan worden opgetreden tegen gebruik dat rechtstreeks voortvloeit uit een verleende bouwvergunning, nader onderzocht dient te worden welke betekenis toekomt aan de op 1 mei 2000 aan de Woningcorporatie Dongeradeel verleende bouwvergunning voor het verbouwen van de appartementen.
2.3. Nu het college verzoekt om niet meer dan het treffen van een voorziening dat, in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep, niet opnieuw op het bezwaar hoeft te worden beslist, ziet de Voorzitter aanleiding dit verzoek in te willigen. De Voorzitter neemt daarbij in aanmerking dat er onomkeerbare gevolgen zouden kunnen optreden, indien met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank opnieuw op het bezwaar moet worden beslist. Van dringende belangen die zich tegen inwilliging van het verzoek verzetten, is niet gebleken. In dit verband is ter zitting desgevraagd door [gemachtigde] medegedeeld dat de overlast in het appartement [locatie], sinds de direct daarnaast gelegen appartementen worden gebruikt als kantoor- en opslagruimte, in ieder geval ’s avonds is verminderd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel geen nieuwe beslissing op bezwaar behoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2003