ECLI:NL:RVS:2003:AI1020
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- S. Zwemstra
- Rechtspraak.nl
Intrekking van wapenverloven door de Korpschef van de politieregio Midden en West Brabant
In deze zaak gaat het om de intrekking van wapenverloven die aan appellanten waren verleend door de Korpschef van de politieregio Midden en West Brabant. De Korpschef heeft op 20 en 21 september 2001 besloten om de wapenverloven met nummers 19913111 en 19912789 in te trekken. Dit besluit was gebaseerd op verdenkingen van overtredingen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij appellanten waren aangehouden door de Sociale Recherche van de gemeente Breda. Tijdens de aanhouding bleek dat de wapens en munitie niet volgens de voorschriften waren opgeborgen, en er was sprake van overtreding van de Wet wapens en munitie. De Minister van Justitie heeft de besluiten van de Korpschef vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat de intrekking van de wapenverloven werd gehandhaafd.
De rechtbank te Breda verklaarde de beroepen van appellanten ongegrond, waarna zij hoger beroep instelden bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 10 juli 2003 zijn appellanten in persoon verschenen, terwijl de Minister werd vertegenwoordigd door mr. H. van Dijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Minister geen aanleiding had om af te wijken van het beleid zoals neergelegd in de Circulaire wapens en munitie. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de criteria voor het verlenen van wapenverloven niet waren vervuld, ondanks de argumenten van appellanten dat zij veiligheidsmaatregelen hadden getroffen.
De Afdeling oordeelde dat het belang van de veiligheid van de samenleving zwaarder weegt dan de individuele belangen van appellanten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.