ECLI:NL:RVS:2003:AI0802

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200300727/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit gemeenteraad over bestemmingsplan herziening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de raad van de gemeente Beemster en een andere appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had eerder het besluit van de gemeenteraad van 13 december 2001, waarin het bezwaar van de Stichting Behoud Waterland tegen een voorbereidingsbesluit werd afgewezen, vernietigd. De gemeenteraad had op 31 mei 2001 verklaard dat een herziening van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1994' werd voorbereid voor het gebied Rijperweg 20 te Westbeemster. De stichting had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door de raad ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat de stichting wel degelijk belang had bij de beoordeling van het besluit, maar dit bleek niet het geval te zijn omdat het voorbereidingsbesluit op 18 juni 2002 was vervallen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de stichting nog belang had bij de zaak. Het hoger beroep van de raad en de andere appellante werd gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Afdeling verklaarde het beroep van de stichting niet-ontvankelijk en gelastte de terugbetaling van het griffierecht aan de appellante.

Uitspraak

200300727/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de raad van de gemeente Beemster,
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 december 2002 in het geding tussen:
de Stichting Behoud Waterland, gevestigd te Broek in Waterland, gemeente Waterland
en
appellant sub 1.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2001 heeft appellant sub 1 (hierna: de raad) met toepassing van artikel 21, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verklaard dat een herziening van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 1994" wordt voorbereid voor het gebied van de gemeente plaatselijk bekend Rijperweg 20 te Westbeemster, zoals dit door middel van een arcering op de bij dit besluit behorende tekening is aangegeven.
Bij besluit van 13 december 2001 heeft de raad het daartegen door de Stichting Behoud Waterland (hierna: de stichting) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2002, verzonden op 24 december 2002, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door de stichting ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2003, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2003, hoger beroep ingesteld. [appellante sub 2] heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 4 maart 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van onderscheidenlijk 31 maart, 21 april en 9 mei 2003 hebben [appellante sub 2], de stichting en de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2003, waar de raad, vertegenwoordigd door T. Bult en H.K. Pieters, ambtenaren van de gemeente, en de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).
Ingevolge het vierde lid vervalt een besluit, als bedoeld in het eerste lid, indien niet binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd.
2.2. [appellante sub 2] klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat de stichting ten tijde van de uitspraak geen belang meer had bij een rechtelijke beoordeling van het besluit van 13 december 2001, nu het voorbereidingsbesluit op 18 juni 2002 is vervallen.
2.3. Dit betoog treft doel. Niet in geschil is dat binnen een jaar na 18 juni 2001, de dag waarop het voorbereidingsbesluit in werking is getreden, geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Dat brengt mee dat het besluit is vervallen. Dat de raad op 2 juli 2002 een nieuw voorbereidingsbesluit van nagenoeg dezelfde strekking heeft genomen, doet daaraan niet af. Vast staat voorts dat met toepassing van het besluit van 31 mei 2001 geen vrijstelling en bouwvergunning is verleend.
2.4. Het hoger beroep van [appellante sub2] is gegrond. Hetzelfde geldt voor het hoger beroep van de raad. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de stichting tegen het besluit van 13 december 2001 niet-ontvankelijk verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Het griffierecht dient door de Secretaris van de Raad van State aan [appellante sub 2] te worden terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van appellanten gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 december 2002 in zaak nr. Awb 02-233;
III. verklaart het door de stichting in die zaak ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan appellante sub 2 het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 348,00 terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Roosmalen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2003
53-406.