ECLI:NL:RVS:2003:AI0793

Raad van State

Datum uitspraak
6 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204818/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • J.G.C. Wiebenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit inzake melding Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Raad van State op 6 augustus 2003 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel. Het besluit, genomen op 1 mei 2002, betrof de acceptatie van een melding die op 7 maart 2002 was ontvangen, en die voldeed aan artikel 8.19, tweede lid, aanhef en onder a van de Wet milieubeheer. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een later besluit van 13 augustus 2002, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 juli 2003, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, en de verweerder door ambtenaren van de gemeente, waaronder H.C.R. van Heeswijk en ing. Ag. M. Middendorp.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat in een eerdere uitspraak (zaak 200206282/1) de aangevraagde revisievergunning voor de inrichting goeddeels in stand is gelaten. Dit betekent dat de activiteiten die onder de aanvaarde melding vallen, niet meer ter discussie staan. Aangezien er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de rechtmatigheid van de beschikking in twijfel trekken, heeft de Afdeling geoordeeld dat de appellant geen processueel belang meer heeft bij de beoordeling van de onderhavige beschikking. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van processueel belang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om relevante en nieuwe argumenten aan te dragen om ontvankelijkheid te waarborgen. De Raad van State heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, wat gebruikelijk is in gevallen waar het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

Uitspraak

200204818/2.
Datum uitspraak: 6 augustus 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 mei 2002, kenmerk 02.0004459, heeft verweerder verklaard dat de op 7 maart 2002 van de [vergunninghoudster] ontvangen melding voldoet aan artikel 8.19, tweede lid, aanhef en onder a van de Wet milieubeheer. Tevens heeft verweerder met dit besluit de melding geaccepteerd.
Bij besluit van 13 augustus 2002, verzonden op 13 augustus 2002, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 2 september 2002, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2003, beroep ingesteld.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 23 april 2003. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2003, waar appellant vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen (advocaat te Eindhoven), en verweerder, vertegenwoordigd door H.C.R. van Heeswijk, ing. Ag. M. Middendorp en ing. T.S. Schoon (ambtenaren van de gemeente) zijn verschenen.
Tevens zijn namens vergunninghoudster als partij gehoord mr. M.B.Ph. Geeraedts (advocaat te Den Bosch), en [partijen].
2. Overwegingen
2.1. Bij uitspraak van heden heeft de Afdeling in zaak 200206282/1 ten aanzien van de onderhavige inrichting de aangevraagde revisievergunning goeddeels in stand gelaten. Deze vergunning ziet, onder meer, op de activiteiten die voorwerp zijn van de in het bestreden besluit aanvaarde melding. Gelet hierop en nu noch ter zitting, noch anderszins is gebleken van feiten of omstandigheden die op het tegendeel wijzen, is de Afdeling van oordeel dat appellant geen processueel belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de onderhavige beschikking. Het beroep moet derhalve reeds om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Voorzitter, en mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Klap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2003
315.