ECLI:NL:RVS:2003:AI0221
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.C.K.W. Bartel
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Landelijk Gebied West'
Op 15 juli 2003 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied West', vastgesteld door de gemeenteraad van Alkemade op 17 juli 2002. Het college van burgemeester en wethouders van Alkemade had op 10 juli 2002 een voorstel gedaan voor dit bestemmingsplan, dat vervolgens door de gemeenteraad werd goedgekeurd. Tegen dit besluit heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkemade op 21 maart 2003 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden op 22 april 2003 zijn aangevuld. Op 23 april 2003 heeft verzoeker de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek op 1 juli 2003 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker vertegenwoordigd was door J.H.M. Berends, ambtenaar van de gemeente. Verweerder, het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, heeft zich niet laten vertegenwoordigen. In de overwegingen van de Voorzitter werd benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De Voorzitter heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders verzocht om schorsing van het besluit, omdat de goedkeuring van het bestemmingsplan mogelijk planschade kan veroorzaken. Verzoeker stelde dat de gemeenteraad geen wettelijke rente kan vergoeden voordat het bestemmingsplan in rechte onaantastbaar is geworden.
De Voorzitter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De wet staat verzoeker alleen toe om beroep aan te tekenen tegen de onderdelen van het besluit die niet zijn goedgekeurd. Bovendien kan een voorlopige voorziening niet de wettelijke verplichting tot schadevergoeding of betaling van wettelijke rente tenietdoen. De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 juli 2003.