ECLI:NL:RVS:2003:AI0198
Raad van State
- Hoger beroep
- C. de Gooijer
- W. van den Brink
- B.J. van Ettekoven
- S. Zwemstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanwijzing percelen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van de raad van de gemeente Best, waarbij percelen zijn aangewezen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Op 1 mei 2000 heeft de raad deze percelen aangewezen, waarna appellante bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 31 oktober 2000 ongegrond verklaard. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft op 25 april 2002 het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 6 juni 2002 bij de Raad van State is ingekomen, met aanvullende gronden op 18 juli 2002.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 januari 2003 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat appellante geen rechtens te honoreren belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat er geen schade is geleden door het aanwijzingsbesluit. De Afdeling heeft vastgesteld dat op 26 april 2002 publicatie heeft plaatsgevonden van het ontwerp-bestemmingsplan “Dijkstraten-Zuid”, waardoor een voorkeursrecht op de percelen is blijven rusten. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
In de beslissing heeft de Afdeling ook bepaald dat het griffierecht dat door appellante is betaald, moet worden terugbetaald door de Secretaris van de Raad van State. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2003.