200201956/1.
Datum uitspraak: 23 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Venlo,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 5 maart 2002 in het geding tussen:
[verzoeker], gevestigd te [plaats],
Bij besluit van 24 juli 2000 heeft appellant een aanvraag van [verzoeker] om bouwvergunning voor het veranderen van een winkel/verkoopruimte aan de [locatie]te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2000 heeft hij het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te
Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Bij besluit van 21 augustus 2001 heeft appellant het gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ook het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 juli 2002 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2.1. De rechtbank heeft aan de gegrondverklaring van het beroep ten grondslag gelegd dat appellant bij het nemen van de nieuwe beslissing op bezwaar onder de omstandigheden van dit geval ten onrechte van het horen van [verzoeker] heeft afgezien. Inmiddels is voor het veranderen van genoemde winkel/verkoopruimte alsnog bouwvergunning verleend die in rechte onaantastbaar is geworden.
2.2. Van een inhoudelijk geschil is geen sprake meer. Gesteld noch gebleken is voorts dat de aangevallen uitspraak een door appellant bestreden antwoord geeft op een rechtsvraag, waarmee appellant bij toekomstige besluitvorming opnieuw kan worden geconfronteerd. Gelet hierop en nu van andere belangen niet is gebleken, moet worden geoordeeld dat appellant geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep.
2.3. Het hoger beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
2.4. Appellant dient op na te melden wijze te worden verwezen in de proceskosten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt appellant in de door [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Venlo aan [verzoeker] te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. M.G.J. Parkins-de Vin en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2003