ECLI:NL:RVS:2003:AH9497
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- C. Sparreboom
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om mutatie eigen bijdrage rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, die op 23 januari 2003 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had eerder, op 2 november 1999, een verzoek ingediend bij het bureau van de raad voor rechtsbijstand Amsterdam om mutatie van zijn eigen bijdrage. Dit verzoek werd afgewezen. Vervolgens verklaarde de raad voor rechtsbijstand Amsterdam op 3 juli 2000 het daartegen door de appellant ingestelde administratief beroep ongegrond. De rechtbank te Amsterdam bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 23 januari 2003.
De appellant heeft op 21 februari 2003 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden op 4 maart 2003 heeft aangevuld. De zaak is behandeld op 13 juni 2003, waarbij de appellant in persoon aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, in het bijzonder artikel 10 van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand (Bdr), zoals dit gold tot 15 juni 2000.
De appellant betoogde dat de oude bepaling van artikel 10 Bdr onrechtvaardig en discriminerend was en dat de gewijzigde bepaling ook op zijn situatie van toepassing zou moeten zijn. De Afdeling oordeelde echter dat de overgangsbepaling van toepassing was en dat de raad terecht had geweigerd om de eigen bijdrage van de appellant op nihil te stellen, aangezien er meer dan drie maanden waren verstreken tussen het aanhangig maken van de procedure en het indienen van de tweede aanvraag om een toevoeging.
De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 juli 2003.