200300103/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging “Goed Wonen Meerssen”, [appellant A], [appellante B] , [appellant C] en [appellant D], allen te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 26 november 2002 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Meerssen.
Bij uitspraak van 1 mei 2000, in zaak nr. H01.99.0408, heeft de Afdeling het besluit van de raad van 22 oktober 1998 vernietigd, voorzover dat strekte tot handhaving van de bij besluit van 28 mei 1998 verleende vrijstelling voor de aanleg van de zogenoemde doorsteken Herkenberg en Lange Raarberg in de gemeente Meerssen. Verwezen wordt naar het procesverloop opgenomen in die, hierachter gehechte, uitspraak.
Na vernietiging door de rechtbank van een door burgemeester en wethouders onbevoegd genomen nieuwe beslissing op bezwaar, heeft de raad op 17 januari 2002 andermaal beslist op het bezwaar van appellanten. Dat besluit strekt ertoe dat met gebruikmaking van de door gedeputeerde staten van Limburg bij besluit van 8 januari 2002 verleende verklaringen van geen bezwaar de gevraagde vrijstelling krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals die bepaling luidde tot 3 april 2000, wordt verleend en dat de bezwaren van appellanten ongegrond worden verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2002, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 27 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 27 februari 2003 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 mei 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. J.M.H.F. Teunissen, gemachtigde, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door drs. R.L.M. Baltesen en M.G.M. Cuijpers, beiden ambtenaar der gemeente, bijgestaan door mr. P.H. Revermann, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2.1. Zoals appellanten ter zitting desgevraagd hebben bevestigd, wordt met het hoger beroep uitsluitend beoogd bevestigd te krijgen dat het voormelde besluit van 28 mei 1998 onrechtmatig is. Uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling, in zaak nr. H01.99.0408, volgt dat bedoeld besluit door de gemeenteraad in strijd met het recht is genomen. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor bespreking van de gronden die appellanten in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak en/of het voormelde besluit van 17 januari 2002 hebben aangevoerd, en wordt daarin evenmin aanleiding gevonden voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Korthals Altes, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Korthals Altes w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2003