ECLI:NL:RVS:2003:AH9457

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206329/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake schadevergoeding door de Afdeling bestuursrechtspraak

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 juli 2003 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 13 november 2002. In de eerdere uitspraak werd een verzoek om schadevergoeding afgewezen. De verzoeker, wonend te [woonplaats], heeft de Afdeling verzocht om herziening van deze uitspraak, omdat hij van mening was dat hij als leek niet op de hoogte was van de noodzaak om expliciet om een voorbereidingsbesluit te vragen. Hij stelde dat zijn aanvraag om vrijstelling ook het verzoek om een voorbereidingsbesluit inhield, en dat hij niet kon weten dat de Afdeling dit zou miskennen.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 10 april 2003, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was en het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk vertegenwoordigd werd door P.H.F.M. van Dongen. De Afdeling overwoog dat herziening op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht alleen mogelijk is als er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De verzoeker heeft echter geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen.

De Afdeling concludeerde dat het verzoek ongegrond was en wees het af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 9 juli 2003.

Uitspraak

200206329/1.
Datum uitspraak: 9 juli 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2002, in zaak no. 200200180/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 13 november 2002, in zaak no. 200200180/1, heeft de Afdeling de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 28 november 2002 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 10 februari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdonk (hierna: het college) een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2003, waar verzoeker in persoon en het college, vertegenwoordigd door P.H.F.M. van Dongen, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Hij stelt allereerst dat het hem als leek op juridisch gebied niet bekend was dat expliciet om het nemen van een voorbereidingsbesluit moet worden gevraagd. Vervolgens betoogt verzoeker dat de aanvraag om vrijstelling tevens het verzoek om het nemen van een voorbereidingsbesluit impliceerde en dat hem vóór de uitspraak van de Afdeling niet bekend was en redelijkerwijs niet bekend kon zijn dat de Afdeling dit zou miskennen.
Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Verzoeker draagt verder geen feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling aan. Er bestaat voorts geen grond voor het betoog dat uit de aangebrachte correctie in de beslissing op bezwaar, zoals die is gehecht aan de uitspraak van de Afdeling, volgt, dat deze beslissing betrekking had op een ander bezwaar. De wijziging behelst immers niets meer dan een verbetering van de datum waarop het bezwaarschrift - met het kenmerk CBWM0269-CBVBA-E1 - is gedateerd.
2.3. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C. de Gooijer, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
De Voorzitter w.g. Lodder
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van Staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2003
17-406.