ECLI:NL:RVS:2003:AH9453
Raad van State
- Hoger beroep
- J.E.M. Polak
- M.Z.C. Koutstaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen de aanwijzing van percelen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de raad van de gemeente Achtkarspelen, waarbij een aantal percelen zijn aangewezen waarop de Wet voorkeursrecht gemeenten van toepassing is. Het besluit van de raad, genomen op 27 september 2001, werd door de rechtbank Leeuwarden op 8 oktober 2002 in stand gehouden, waarbij het bezwaar van de appellant kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, die naast de aangewezen percelen woont, vreest dat zijn woongenot zal worden aangetast door de vestiging van het voorkeursrecht, maar de rechtbank oordeelt dat hij geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad van State heeft de zaak op 12 juni 2003 behandeld, waarbij de appellant in persoon verscheen en de raad vertegenwoordigd werd door een ambtenaar. De Raad overweegt dat volgens artikel 1:2 van de Awb alleen diegenen die rechtstreeks bij een besluit betrokken zijn, als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellant geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit, aangezien de gevreesde woningbouw niet direct uit het besluit voortvloeit.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de raad van de gemeente terecht heeft afgezien van het horen van de appellant, zoals toegestaan onder artikel 7:3 van de Awb. De grief van de appellant over het missen van de zitting bij de rechtbank wegens vakantie wordt verworpen, omdat hij in hoger beroep alsnog de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt toe te lichten.
Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 9 juli 2003.