ECLI:NL:RVS:2003:AH9072

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303092/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en vrijstelling voor agrarische bouwwerken in Haarlemmermeer

Op 26 juni 2003 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer had op 26 juni en 3 juli 2002 vrijstelling en bouwvergunning verleend aan [verzoeker sub 1] voor het bouwen van een woning, een hooiberg/stal en twee loodsen op een perceel in [plaats]. Tegen deze besluiten heeft [partij] bezwaar gemaakt, dat door het college ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem heeft op 6 mei 2003 het beroep van [partij] gegrond verklaard voor wat betreft de vrijstelling en bouwvergunning voor Loods A, en deze besluiten geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar.

[verzoeker sub 1] heeft de Voorzitter van de Raad van State verzocht om de schorsing op te heffen en het college te verbieden om opnieuw op het bezwaarschrift te beslissen. De Voorzitter heeft op 12 juni 2003 de zaak behandeld, waarbij [verzoeker sub 1] werd bijgestaan door mr. D. Pool en het college werd vertegenwoordigd door J. Monster. Ook [partij] was aanwezig, bijgestaan door mr. S.L. Schram.

De Voorzitter oordeelde dat er gerede twijfel bestond over de goede ruimtelijke onderbouwing voor Loods A, zoals vereist door de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Gezien de urgentie van de situatie voor [verzoeker sub 1], die zijn woning en bedrijfsruimten moest verplaatsen vanwege de aanleg van de A9, besloot de Voorzitter om de voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter bepaalde dat het college geen nieuwe beslissing op het bezwaar mocht nemen totdat de Afdeling in hoger beroep had beslist, en hevelde de eerdere schorsing op. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan [verzoeker sub 1] werd terugbetaald.

Uitspraak

200303092/2.
Datum uitspraak: 26 juni 2003.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
2. het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem van 6 mei 2003 in het geding tussen:
[partij], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 26 juni, onderscheidenlijk 3 juli 2002, heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer (hierna: het college) aan [verzoeker sub 1] krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en vervolgens bouwvergunning verleend voor het bouwen van een woning, een hooiberg/stal en twee loodsen, gedeeltelijk agrarisch, op het perceel tegenover [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 11 februari 2003 heeft het college het daartegen door [partij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2003, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [partij] ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover dat is gericht tegen de bij besluit van 11 februari 2003 gehandhaafde vrijstelling en bouwvergunning ten behoeve van Loods A, dat besluit in zoverre vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en de besluiten van 26 juni en 3 juli 2002, voor zover deze betrekking hebben op Loods A geschorst tot zes weken na de verzending van de nieuwe beslissing op bezwaar.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2003, en het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2003, hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben [verzoeker sub 1] en het college de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 juni 2003, waar [verzoeker sub 1] in persoon, bijgestaan door mr. D. Pool, en het college, vertegenwoordigd door J. Monster, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar [partij], bijgestaan door mr. S.L. Schram, advocaat te Amsterdam, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker sub 1] heeft de Voorzitter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing van de beslissing op bezwaar op te heffen, het college om te bepalen dat het in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep niet opnieuw op het bezwaarschrift hoeft te beslissen.
2.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt ten aanzien van loods A de goede ruimtelijke onderbouwing die vereist is om krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te kunnen verlenen. Er is gerede twijfel dat de Afdeling in de bodemprocedure dit oordeel van de voorzieningenrechter in stand zal laten, althans zal concluderen dat voor het oprichten en in gebruik nemen van loods A in een eventuele nieuwe beslissing op bezwaar geen toereikende motivering kan worden gegeven.
2.3. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat [verzoeker sub 1] zijn woning en bedrijfsruimten urgent dient te verplaatsen in verband met de aanleg van de A9 en nu [partij] uitsluitend bezwaar heeft tegen het niet-agrarische gebruik van loods A, ziet de Voorzitter aanleiding voor het treffen van na te melden voorzieningen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.5. Redelijke toepassing van artikel 41, vierde lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht - naar analogie van artikel 41, vijfde lid van die wet - door de secretaris van de Raad van State aan verzoeker wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer geen nieuwe beslissing op het bezwaar neemt, totdat de Afdeling in hoger beroep heeft beslist;
II. heft de door de voorzieningenrechter getroffen voorlopige voorziening, inhoudende dat de besluiten van 26 juni 2002 en 3 juli 2002, voor zover deze betrekking hebben op Loods A zijn geschorst, op;
III. bepaalt dat de Secretaris van de Raad van State aan [verzoeker sub 1] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 175,00 aan hem terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B. Bastein, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Bastein
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2003.
13.