ECLI:NL:RVS:2003:AH9021
Raad van State
- Hoger beroep
- M. Vlasblom
- H.G. Lubberdink
- A.W.M. Bijloos
- R.H.L. Dallinga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar kapvergunning gemeente Schiedam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een kapvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van Schiedam. De vergunning, verleend op 28 januari 2002, betrof het kappen van bomen op een terrein dat bestemd is voor de bouw van een ziekenhuis. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant op 2 oktober 2002 niet-ontvankelijk, omdat de appellant volgens het college geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam bevestigde deze beslissing op 6 december 2002, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Raad van State heeft de zaak op 22 mei 2003 behandeld. De appellant stelde dat hij wel degelijk belanghebbende was, omdat hij in de nabijheid van de bomen woonde. Echter, de Raad van State oordeelde dat de afstand van de woning van de appellant tot de bomen, ongeveer 100 meter, en het ontbreken van zicht op de houtopstand, hem niet kwalificeerde als belanghebbende. De Raad overwoog dat alleen personen die op geringe afstand van de bomen wonen of zicht hebben op de houtopstand als belanghebbende kunnen worden aangemerkt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit anders maken.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De Raad oordeelde dat de appellant niet als belanghebbende kon worden aangemerkt en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juli 2003.