ECLI:NL:RVS:2003:AH8961
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- P. Lodder
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breukelen inzake bestuursdwang
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellante tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Breukelen, dat op 7 september 2001 aan vergunninghouders onder aanzegging van bestuursdwang heeft gelast om bepaalde objecten van een perceel in Kockengen te verwijderen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 21 februari 2002 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter, die op 22 mei 2002 het beroep ongegrond heeft verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het hoger beroep zijn aanvankelijk ingediend op 25 juni 2002 en later aangevuld op 4 december 2002. Tijdens de zitting op 18 maart 2003 zijn zowel appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. R.F. Ronday, als vertegenwoordigers van het college verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak vervolgens behandeld en geconcludeerd dat het betoog van appellante in hoger beroep een herhaling is van wat zij eerder heeft aangevoerd.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de voorzieningenrechter op goede gronden tot een juist oordeel is gekomen en heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak is bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in naam der Koningin op 2 juli 2003.