ECLI:NL:RVS:2003:AH8619

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200300556/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Beekhuis
  • W. van Hardeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke handhaving en rechtsgevolgen van aankondigingen door bestuursorganen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de appellant, die het Floratheater exploiteert, en het college van burgemeester en wethouders van Delft, verweerder. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een verzoek van de verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen. Op 13 augustus 2002 heeft verweerder een handhavingstrategie vastgesteld met betrekking tot het Floratheater, dat zich bevindt aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar door verweerder op 20 december 2002. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State op 27 januari 2003.

De Raad van State heeft de zaak op 13 juni 2003 behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel appellant als vertegenwoordigers van verweerder aanwezig. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het schrijven van 13 augustus 2002 niet gericht was op enig rechtsgevolg en derhalve niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Dit betekent dat verweerder het bezwaar tegen dit schrijven niet-ontvankelijk had moeten verklaren. De Afdeling heeft vastgesteld dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, wat leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is.

De Raad van State heeft het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft vernietigd en het bezwaar van de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De gemeente Delft is verplicht om het griffierecht van € 109,00 aan appellant te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 juni 2003.

Uitspraak

200300556/1.
Datum uitspraak: 25 juni 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Delft,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij schrijven van 13 augustus 2002 heeft verweerder naar aanleiding van een verzoek van [verzoekers] om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen een handhavingstrategie vastgesteld ten aanzien van het door appellant geëxploiteerde Floratheater gelegen aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 20 december 2002, verzonden op diezelfde dag, heeft verweerder het hiertegen door [verzoekers] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 24 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 13 maart 2003 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellant. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2003, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door M. Merkx en A. Buijs, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij schrijven 13 augustus 2002 heeft verweerder aangekondigd dat het Floratheater zal worden gecontroleerd op overtredingen van de geluidsvoorschriften via de meetrondes zoals beschreven in het werkproces toezicht aandachtsinrichtingen en dat vooralsnog geen besluit zal worden genomen waarin een nieuwe nadere eis met betrekking tot het geluid wordt gesteld maar dat de meetresultaten van de meetrondes aanleiding kunnen zijn om alsnog over te gaan tot het vaststellen van een nieuwe nadere eis. Tevens heeft verweerder aangekondigd dat, mochten overtredingen worden geconstateerd, ook de handhavingsstrategie zoals vermeld in de nota Handhavingsinstrumentarium Gemeente Delft zal worden gehanteerd.
2.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en tevens bepaald dat een passage in het schrijven van 13 augustus 2002 wordt gewijzigd.
2.3. Appellant kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, met name niet met de bij dat besluit aangebrachte wijzigingen in het schrijven van 13 augustus 2002.
2.4. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Awb vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.
2.5. De Afdeling stelt vast dat, nu bij schrijven van 13 augustus 2002 slechts wordt aangekondigd dat meetrondes conform het werkproces toezicht aandachtsinrichtingen zullen plaatsvinden, deze aanleiding kunnen zijn om een nieuwe nadere eis te stellen en in geval van overtredingen de handhavingsstrategie conform de Handhavingsinstrumentarium Gemeente Delft zal worden gehanteerd, dit schrijven niet gericht is op enig rechtsgevolg en derhalve geen sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Verweerder had het tegen dit schrijven gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk dienen te verklaren. Nu verweerder dit heeft nagelaten is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
2.6. Het beroep is derhalve gegrond. De bestreden beslissing dient wegens schending van artikel 7:11, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. Nu geen sprake is van een primair besluit kan verweerder het bezwaarschrift slechts niet-ontvankelijk verklaren. De Afdeling zal daarom op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft van 20 december 2002;
III. verklaart het bezwaar van [verzoekers] van 15 augustus 2002 niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat de gemeente Delft aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 109,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Lid van de enkelvoudige kamer, iin tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2003
312-431.