ECLI:NL:RVS:2003:AF9846
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen bouwvergunning door college van burgemeester en wethouders van Alblasserdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te Dordrecht van 27 september 2002. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam, dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van een bouwaanvraag niet-ontvankelijk had verklaard. De bouwaanvraag, ingediend op 3 juli 1996, betrof de oprichting van een woning. Het college had op 18 maart 1999 afwijzend beslist op deze aanvraag en het bezwaar van de appellant tegen deze afwijzing was op 17 augustus 1999 ongegrond verklaard. Dit besluit was in rechte onaantastbaar geworden.
De rechtbank te Dordrecht had in haar uitspraak geoordeeld dat het bezwaar van de appellant tegen de brief van het college van 11 april 2001, waarin werd medegedeeld dat er geen sprake was van een verlening van rechtswege van de bouwvergunning, niet-ontvankelijk was. De appellant stelde dat deze brief wel degelijk als een besluit moest worden aangemerkt. Echter, de Raad van State oordeelde dat de brief van 11 april 2001 geen besluit was, maar een rechtsoordeel dat al was vervat in het eerdere besluit van 17 augustus 1999. De Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak van de Raad van State werd gedaan in naam der Koningin en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 juni 2003.