ECLI:NL:RVS:2003:AF8964
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- C. Sparreboom
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank te Amsterdam, die op 4 november 2002 een eerder besluit van de raad voor rechtsbijstand Amsterdam heeft bevestigd. Het oorspronkelijke besluit, genomen op 2 januari 2001, weigerde de aanvraag van de appellant voor rechtsbijstand op basis van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De raad verklaarde het daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond op 6 augustus 2001. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de appellant niet alle gevraagde documenten had ingediend, waaronder een verklaring omtrent inkomen en vermogen en een kopie van de inkomsten uit dienstbetrekking over de maanden juni, juli en augustus 2000. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, wat de appellant ertoe bracht om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State op 19 december 2002.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 11 april 2003, waarbij partijen niet verschenen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de appellant niet aan de vereisten voldeed voor het indienen van zijn aanvraag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de appellant niet alle benodigde stukken had ingediend en dat zijn betoog dat hij alle stukken had ingezonden niet onderbouwd was. De beslissing van de rechtbank om het beroep ongegrond te verklaren werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 mei 2003.