ECLI:NL:RVS:2003:AF8598

Raad van State

Datum uitspraak
14 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200206327/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.M.H. Hirsch Ballin
  • S.W. Schortinghuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen herziening huursubsidie door Staatssecretaris van Volkshuisvesting

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 mei 2003 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de herziening van zijn huursubsidie door de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De appellant had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Staatssecretaris van 19 januari 2000, waarbij zijn huursubsidie voor de periode van 1 juli 1996 tot 1 juli 1998 werd herzien en teveel betaalde huursubsidie werd teruggevorderd. De rechtbank te 's-Hertogenbosch had eerder op 18 oktober 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Afdeling heeft de zaak op 21 maart 2003 ter zitting behandeld, waarbij de appellant in persoon aanwezig was en de Minister vertegenwoordigd werd door zijn advocaat. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de Staatssecretaris de huursubsidie correct had vastgesteld op basis van het belastbaar inkomen volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De Afdeling bevestigde dat de Staatssecretaris bevoegd was om de huursubsidie te herzien en de terugvordering van teveel betaalde huursubsidie te effectueren. De argumenten van de appellant, waaronder de moeilijkheid om tot onmiddellijke betaling over te gaan, werden niet als voldoende geacht om het besluit te vernietigen.

De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

200206327/1.
Datum uitspraak: 14 mei 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 18 oktober 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris (thans de Minister) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 19 januari 2000 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de aan appellant verstrekte huursubsidie voor het bewonen van de woning aan de [locatie] te [plaats] over de subsidietijdvakken 1 juli 1996 tot 1 juli 1997 en 1 juli 1997 tot 1 juli 1998 herzien en de over deze tijdvakken teveel betaalde huursubsidie van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 24 oktober 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 oktober 2002, verzonden op 21 oktober 2002, heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 december 2002 heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 maart 2003,
waar appellant in persoon, en de Minister, vertegenwoordigd door A.M.M. Stevens, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op goede gronden heeft de rechtbank overwogen dat de Staatssecretaris de huursubsidie van appellant over de subsidietijdvakken 1 juli 1996 tot 1 juli 1997 en 1 juli 1997 tot 1 juli 1998 juist heeft vastgesteld en dat hij daarbij terecht is uitgegaan van het begrip belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de Staatssecretaris de bevoegdheid had tot de nadere vaststelling van de huursubsidie en de terugvordering van de reeds uitbetaalde huursubsidie en dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot het afzien van het gebruik hiervan. De rechtbank heeft dan ook met recht geoordeeld dat de Staatssecretaris de bezwaren van appellant tegen deze vaststelling en de terugvordering van het teveel betaalde terecht ongegrond heeft verklaard.
Voorzover appellant in beroep heeft aangevoerd dat de Staatssecretaris in de beslissing op bezwaar geen rekening heeft gehouden met de moeilijkheid voor hem om tot onmiddellijke betaling van de terugvordering over te gaan, wordt overwogen dat dit niet leidt tot vernietiging van het besluit. Appellant kan desgewenst afzonderlijk een verzoek om een betalingsregeling doen, op welk verzoek dan bij een afzonderlijk besluit dient te worden beslist.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd behelst grotendeels een herhaling van het bij de rechtbank aangevoerde en leidt ook overigens niet tot een ander oordeel dan waartoe die is gekomen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Schortinghuis
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2003
66-408.