ECLI:NL:RVS:2003:AF8002

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200205604/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een coffeeshop op grond van de Opiumwet na overtreding van het gedoogbeleid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo, die op 12 september 2002 zijn beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de sluiting van de door appellant geëxploiteerde coffeeshop, gelegen aan de [locatie] te [plaats], door de burgemeester van Hengelo. De burgemeester had op 20 september 2001 besloten de coffeeshop voor een periode van dertien weken te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er in de coffeeshop een hoeveelheid van 300 gram softdrugs was aangetroffen. Appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de burgemeester verklaarde dit bezwaar ongegrond op 19 februari 2002. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 17 april 2003 behandeld. De burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. M.S. van Dijk, ambtenaar van de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de burgemeester bevoegd was tot het toepassen van bestuursdwang op basis van de vastgestelde beleidsregels ten aanzien van coffeeshops en het gecoördineerd beleid tegen drugsoverlast in Hengelo. De richtlijnen stelden dat bij verkoop van meer dan 5 gram softdrugs in één transactie, de coffeeshop voor drie maanden gesloten kan worden.

Appellant betoogde dat de rechtbank had miskend dat de vaststelling van de hoeveelheid softdrugs niet op zorgvuldig onderzoek was gebaseerd. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid tot de sluiting van de coffeeshop kon overgaan, gezien de feiten die waren vastgesteld in de processen-verbaal van politie. Appellant had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die tot een andere beslissing hadden moeten leiden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200205604/1.
Datum uitspraak: 29 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 12 september 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de burgemeester van Hengelo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2001 heeft de burgemeester van Hengelo (hierna: de burgemeester) de door appellant geëxploiteerde coffeeshop [naam] aan de [locatie] te [plaats] op grond van artikel 13b van de Opiumwet met ingang van 1 oktober 2001 voor een periode van dertien weken gesloten.
Bij besluit van 19 februari 2002 heeft de burgemeester het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 september 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 december 2002 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 april 2003, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Dijk, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet (oud) is de burgemeester bevoegd tot toepassing van bestuursdwang, indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
2.2. De - aan appellant bekend gemaakte - door de burgemeester vastgestelde beleidsregels ten aanzien van coffeeshops en het voeren van een gecoördineerd beleid tegen drugsoverlast in Hengelo zijn neergelegd in de “Richtlijnen inzake beleid ten aanzien van soft-drugs en coffeeshops”. Het beleid strekt er onder meer toe dat indien per transactie meer dan 5 gram soft-drugs wordt verkocht hierop met sluiting van de coffeeshop voor een periode van drie maanden in het belang van de openbare en gezondheid wordt gereageerd. Volgens evengenoemde richtlijnen wordt onder transactie verstaan alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.
2.3. Appellant heeft tevergeefs betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat de conclusie dat in voldoende mate vaststaat dat in één transactie een hoeveelheid van 300 gram softdrugs in de coffeeshop is gekocht niet is gebaseerd op zorgvuldig onderzoek. In het kader van deze procedure kan worden uitgegaan van het feitencomplex dat naar voren is gekomen uit de in de processen-verbaal van politie vastgelegde verklaringen van betrokkenen zoals de rechtbank dat ook heeft vastgesteld. Gelet daarop heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat de burgemeester in redelijkheid tot de in het gedoogbeleid neergelegde sanctie, namelijk sluiting van de coffeeshop voor dertien weken, kon overgaan. Voorts heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat appellant geen bijzondere omstandigheden heeft gesteld die in redelijkheid tot een andere beslissing hadden moeten leiden. Ook de Afdeling is daarvan niet gebleken.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Matulewicz
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2003
395.