ECLI:NL:RVS:2003:AF7385

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200205920/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tracébesluit Hoogwaardig Openbaar Vervoer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de stichting "Stichting (h) Eerlijk Hengelo" tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 25 september 2002. De rechtbank had het beroep van appellanten ongegrond verklaard, nadat de raad van de gemeente Hengelo op 29 januari 2002 het bezwaar van appellanten tegen een raadsbesluit van 29 mei 2001 niet-ontvankelijk had verklaard. Dit raadsbesluit betrof de vaststelling van het tracédeel voor de doorstroomas Hengelo CS-Vossenbelt-Hasseler Es-Hengelo CS van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Appellanten stelden dat het tracébesluit een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat zij hiertegen rechtsmiddelen konden aanwenden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 maart 2003 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had overwogen dat het raadsbesluit niet kan worden aangemerkt als een tracébesluit in de zin van de Tracéwet. Hierdoor konden appellanten geen bezwaar en beroep instellen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200205920/1.
Datum uitspraak: 16 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting (h) Eerlijk Hengelo", gevestigd te Hengelo,
[appellanten sub 2], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 25 september 2002 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Hengelo.
1. Procesverloop
Bij raadsbesluit van 29 mei 2001 heeft de raad van de gemeente Hengelo (hierna: de raad) het tracédeel voor de doorstroomas Hengelo CS-Vossenbelt-Hasseler Es-Hengelo CS van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer tussen de Kopenhagenstraat ter hoogte van de Osnabrückstraat en de Uitslagsweg ter hoogte van de Gossaertstraat, alsmede de gewijzigde grondexploitatie van complex 19 doorstroomas Vossenbelt vastgesteld.
Bij besluit van 29 januari 2002, verzonden op 5 februari 2002, heeft de raad het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 2 november 2002, bij de Raad van State ingekomen op 5 november 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 december 2002 heeft de raad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. H.E.M. Wolsink en ing. D. Dragt, ambtenaren bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling stelt voorop dat de rechtbank, gelet op de inhoud van het bezwaarschrift, met juistheid heeft overwogen dat de raad het door appellanten ingediende bezwaar terecht als zijnde enkel gericht tegen de vaststelling van het tracé van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer heeft aangemerkt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het raadsbesluit van 29 mei 2001 uit twee afzonderlijke onderdelen bestaat en dat appellanten geen bezwaren hebben aangevoerd die zich specifiek richten op de gewijzigde grondexploitatie, los van de samenhang met de vaststelling van het tracé.
2.2. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.3. Niet in geschil is dat het raadsbesluit van 29 mei 2001 niet kan worden aangemerkt als een tracébesluit in de zin van de Tracéwet, zodat appellanten niet de rechtsmiddelen konden instellen die ingevolge die wet openstaan.
2.4. Het betoog van appellanten dat de rechtbank heeft miskend dat het tracébesluit een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, aangezien dat besluit een voorwaarde is voor de gemeente om in aanmerking te kunnen komen voor een rijkssubsidie, en dat het afgeven van een subsidiebesluit een rechtsgevolg is van het tracébesluit, faalt.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank terecht en op goede gronden overwogen dat het vaststellen van een gewijzigd tracé voor de doorstroomas voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer geen rechten en verplichtingen in het leven roept en dat eerst indien en nadat het vastgestelde tracé is opgenomen in een bestemmingsplan, er sprake zal zijn van rechtsgevolgen.
Anders dan appellanten betogen, kan onderhavig tracébesluit niet gekwalificeerd worden als een concrete beleidsbeslissing conform de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Met het tracébesluit is niet meer beoogd dan het verkrijgen van instemming van de raad met het door burgemeester en wethouders voorgestelde traject voor de betreffende Hoogwaardig Openbaar Vervoer doorstroomas.
Geconcludeerd wordt dat de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het tracébesluit geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat hiertegen geen bezwaar en beroep openstaat. Gelet hierop is het oordeel van de rechtbank dat de raad het bezwaarschrift van appellanten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, juist.
2.5. Gezien het hiervoor overwogene is er geen plaats voor een inhoudelijk oordeel van de Afdeling omtrent de door appellanten aangevoerde grieven omtrent de bevoegdheid van de raad tot vaststelling van een gewijzigd tracé en de juistheid van de daarbij gemaakte afwegingen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Zwemstra
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2003
91-391.