ECLI:NL:RVS:2003:AF7384

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204412/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • R.W.L. Loeb
  • P.A. Offers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van erkenning en keuringsbevoegdheid door de Algemeen Directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Algemeen Directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer tegen een uitspraak van de rechtbank te Maastricht. De rechtbank had op 28 juni 2002 de besluiten van de Algemeen Directeur om de erkenning van Auto Garant voor het verrichten van Algemene Periodieke Keuringen en de keuringsbevoegdheid van verzoeker sub 2 in te trekken, vernietigd. De Algemeen Directeur had deze besluiten genomen op 26 februari 2002, met als ingangsdatum 5 maart 2002, en had de bezwaren van Auto Garant en verzoeker sub 2 ongegrond verklaard op 4 juni 2002.

De rechtbank oordeelde dat de Algemeen Directeur niet voldoende had onderzocht of de opgelegde sancties voor Auto Garant en verzoeker sub 2 niet onredelijk zwaar waren, gezien de financiële gevolgen. De Algemeen Directeur stelde echter dat bij het vaststellen van het toezichtbeleid rekening was gehouden met de belangen van de erkenninghouders en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lichtere sanctie rechtvaardigden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 februari 2003 behandeld. In haar overwegingen concludeert de Afdeling dat het betoog van de Algemeen Directeur slaagt. Er zijn geen bijzondere feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot het opleggen van minder zware sancties. De door Auto Garant en verzoeker sub 2 gestelde bedrijfseconomische gevolgen zijn het normale gevolg van de intrekking van de erkenning en keuringsbevoegdheid.

De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van Auto Garant en verzoeker sub 2 ongegrond. De beslissing is genomen in naam der Koningin en de uitspraak is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200204412/1.
Datum uitspraak: 16 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Algemeen Directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 28 juni 2002 in het geding tussen:
1. [verzoekers sub 1], gevestigd te [plaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 26 februari 2002 heeft appellant (hierna: de Algemeen Directeur) de erkenning van Auto Garant voor het verrichten van Algemene Periodieke Keuringen op de keuringsplaats aan de [locatie] voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg en de keuringsbevoegdheid van [verzoeker sub 2] voor deze categorie met ingang van 5 maart 2002 voor zes weken ingetrokken.
Bij besluiten van 4 juni 2002 heeft de Algemeen Directeur de daartegen door Auto Garant en [verzoeker sub 2] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 juni 2002, verzonden op 5 juli 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht (hierna: voorzieningenrechter) de daartegen door Auto Garant en [verzoeker sub 2] ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd, en de Algemeen Directeur opgedragen om met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen en de besluiten van 26 februari 2002 geschorst tot en met zes weken na de bekendmaking van de te nemen besluiten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Algemeen Directeur bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brieven van 14 oktober 2002 hebben Auto Garant en [verzoeker sub 2] van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 februari 2003, waar de Algemeen Directeur, vertegenwoordigd door [gemachtigde], ambtenaar van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van de Algemeen Directeur richt zich tegen de overweging dat de Algemeen Directeur in gevallen als het onderhavige niet mag volstaan met de vaststelling dat niet is gebleken van bijzondere belangen die tot afwijking van zijn beleid nopen, doch had dienen te onderzoeken of de op te leggen sancties voor Auto Garant en [verzoeker sub 2] geen zodanig (financieel) nadeel met zich brengen, dat met lichtere sancties, dan wel het geheel afzien daarvan, dient te worden volstaan. De Algemeen Directeur heeft betoogd dat de voorzieningenrechter aldus miskent dat bij het vaststellen van het toezichtbeleid rekening is gehouden met de eventuele nadelige financiële consequenties voor de erkenninghouders en keuringsbevoegden en dat in hetgeen Auto Garant en [verzoeker sub 2] hebben aangevoerd geen aanleiding kan worden gevonden om in afwijking van het beleid een minder zware sanctie op te leggen.
2.2. Dit betoog slaagt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het door de Algemeen Directeur gehanteerde sanctiebeleid, waarin ten algemene rekening is gehouden met de – bedrijfseconomische – belangen van de erkenninghouders, niet aan de bestreden besluiten ten grondslag mocht worden gelegd. Bijzondere feiten en omstandigheden die de Algemeen Directeur aanleiding hadden moeten geven tot het opleggen van minder zware sancties hebben zich niet voorgedaan. De door Auto Garant en [verzoeker sub 2] gestelde bedrijfseconomische gevolgen zijn het normale gevolg van de intrekking van de erkenning en de keuringsbevoegdheid, als waarom het hier gaat, en kunnen niet leiden tot het oordeel dat de Algemeen Directeur niet in redelijkheid onverkort aan het gevoerde beleid heeft kunnen vasthouden.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 28 juni 2002, AWB 02/860 t/m AWB 02/863;
II. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op
383.