ECLI:NL:RVS:2003:AF7061

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200204006/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak inzake de vereniging Wildbeheereenheid Den Ouwe Peel

In deze zaak heeft de vereniging Wildbeheereenheid Den Ouwe Peel op 3 juli 2002 een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedaan op 26 september 2001. De eerdere uitspraak had het hoger beroep van de vereniging gegrond verklaard, maar het beroep bij de rechtbank ongegrond verklaard. De vereniging betoogde dat de eerdere uitspraak uitsluitend was gebaseerd op de suggestie van de Commissaris van de Koningin in Limburg dat er onwil was van de teler om preventieve maatregelen te treffen. Dit punt was volgens de vereniging onbesproken gebleven tijdens de zitting, omdat de voorzitter haar het woord had ontnomen. De vereniging stelde dat de Afdeling zich onvoldoende had laten leiden door de informatie in de stukken die de onjuistheid van de bewering van de Commissaris aantoonden.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak niet bekend waren. De Afdeling concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd die aan de voorwaarden van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht voldeden. Daarom werd het verzoek tot herziening als ongegrond afgewezen.

De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 9 april 2003, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek afwees en geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200204006/1.
Datum uitspraak: 9 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van
de vereniging Wildbeheereenheid Den Ouwe Peel, gevestigd te Deurne,
verzoekster,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 26 september 2001, in zaak no. 200005805/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 26 september 2001, in zaak no. 200005805/1, heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd en het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 3 juli 2002 heeft verzoekster de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 januari 2003 heeft de Commissaris van de Koningin in de provincie Limburg (hierna: de Commissaris) van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [voorzitter] van verzoekster, vergezeld van [gemachtigde], en de Commissaris, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Pouw en L.J.J. Heijkers, beiden ambtenaar van de provincie Limburg, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoekster betoogd dat de uitspraak van de Afdeling uitsluitend is gebaseerd op de door de Commissaris gesuggereerde onwil van de teler om preventieve maatregelen te treffen. Dit punt is volgens verzoekster op de zitting van haar kant onbesproken gebleven omdat de voorzitter eerder ter zitting haar het woord had ontnomen. Om een tweede schrobbering te voorkomen, is op de onjuiste bewering van de Commissaris niet gereageerd, mede omdat nu juist dit punt van het begin af aan uitgebreid in de stukken is behandeld. Tot slot heeft verzoekster betoogd dat de Afdeling zich bij het bepalen van haar oordeel onvoldoende heeft laten leiden door de informatie uit de stukken, die de onjuistheid van de bewering van de Commissaris ten aanzien van de inzet van preventieve middelen bewijst.
2.3. De Afdeling stelt voorop dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid - als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb - een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen. Gelet hierop alsmede op het onder 2.2. weergegeven betoog van verzoekster zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd, die verzoekster vóór de uitspraak van de Afdeling niet bekend waren en redelijkerwijs ook niet bekend konden zijn. Derhalve is geen sprake van feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling.
2.4. Het verzoek dient dan ook als ongegrond te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2003
91-395.