ECLI:NL:RVS:2003:AF7035

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101933/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over schadevergoeding door Athlon Groep N.V. tegen burgemeester en wethouders van Heemstede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap "Athlon Groep N.V." tegen de burgemeester en wethouders van Heemstede. Athlon had een verzoek om schadevergoeding ingediend, dat door de burgemeester en wethouders was afgewezen. Dit verzoek was gebaseerd op een besluit van 2 september 1997, waarin werd gesteld dat het beoogde gebruik van een pand aan de Cruquiusweg 29 te Heemstede in strijd was met het bestemmingsplan. Athlon stelde dat dit besluit onrechtmatig was en dat zij hierdoor schade had geleden in de vorm van gederfde huurinkomsten en kosten van rechtsbijstand.

De rechtbank te Haarlem had eerder het beroep van Athlon ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden beide partijen hun argumenten aan. Athlon betoogde dat de burgemeester en wethouders een onjuiste uitleg van het bestemmingsplan hadden gegeven, terwijl de burgemeester en wethouders stelden dat hun besluit niet onrechtmatig was en dat de rechtbank de zaak verkeerd had beoordeeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het besluit van 2 september 1997 niet onrechtmatig was en dat er geen grond was voor schadevergoeding. De rechtbank had, hoewel niet op de juiste gronden, tot dezelfde conclusie gekomen. Zowel het hoger beroep van Athlon als dat van de burgemeester en wethouders werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200101933/1.
Datum uitspraak: 9 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de naamloze vennootschap "Athlon Groep N.V.", gevestigd te Hoofddorp,
2. burgemeester en wethouders van Heemstede,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 15 februari 2001 in het geding tussen:
appellante sub 1
en
appellanten sub 2.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 1998 hebben appellanten sub 2 (hierna: burgemeester en wethouders) een verzoek van appellante sub 1 (hierna: Athlon) van 30 maart 1998 om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 17 februari 1999 hebben zij het daartegen door Athlon gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 februari 2001, verzonden op 8 maart 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door Athlon ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Athlon bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2001, en burgemeester en wethouders bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2001, hoger beroep ingesteld. Athlon heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 23 mei 2001. Burgemeester en wethouders hebben dat gedaan bij brief van 8 januari 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 31 januari 2002 zijn van burgemeester en wethouders nadere stukken ontvangen.
Bij brieven van 6 februari 2002 en van 7 februari 2002 hebben burgemeester en wethouders, onderscheidenlijk Athlon, van antwoord gediend.
Bij brief van 21 maart 2002 heeft Athlon nog gerepliceerd.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2002, waar Athlon, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. L. de Kok, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 2 september 1997, verzonden op 3 september 1997, hebben burgemeester en wethouders desgevraagd aan Athlon medegedeeld dat het door haar beoogde gebruik van het pand, gelegen op het perceel Cruquiusweg 29 te Heemstede (hierna: het pand), als toonzaal voor tenten en tenttrailers, in strijd is met de bestemming “Bedrijven” die ingevolge het bestemmingsplan “Haven” (hierna: het plan) op dat perceel rust.
Dat hebben zij bij het besluit van 17 december 1997 herroepen en haar medegedeeld dat het beoogde gebruik van het pand als toonzaal voor autokarretjes, tenten en tenttrailers, alsmede als assemblageruimte voor het ter plaatse vervaardigen van autokarretjes, niet in strijd is met de bestemming.
2.2. Athlon stelt dat burgemeester en wethouders aan het besluit van 2 september 1997 een onjuiste uitleg van het plan en de planvoorschriften ten grondslag hebben gelegd. Volgens haar had zij het pand vanaf 1 oktober 1997 kunnen verhuren, indien bij het besluit van 2 september 1997 het standpunt zou zijn ingenomen, zoals dat in het besluit van 17 december 1997 is neergelegd. Athlon betoogt dat het besluit van 2 september 1997 onrechtmatig is en stelt dat zij ten gevolge van dat besluit huurinkomsten heeft gederfd en onnodig kosten van rechtsbijstand heeft gemaakt, alles schade die voor vergoeding in aanmerking komt.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat – samengevat weergegeven – het besluit van 2 september 1997 onrechtmatig is, dit aan burgemeester en wethouders kan worden toegerekend, maar het de gestelde schade, voorzover die uit gederfde huurinkomsten bestaat, niet heeft veroorzaakt. Voor een verplichting van burgemeester en wethouders om de gestelde kosten van juridische bijstand te vergoeden ziet zij geen grond, nu het besluit van 2 september 1997 niet tegen beter weten in onrechtmatig is genomen.
2.4. Burgemeester en wethouders betogen dat de rechtbank aldus heeft miskend dat zij het besluit van 2 september 1997 niet dan naar aanleiding van nieuwe informatie van Athlon hebben herroepen en dat dit besluit niet onrechtmatig is.
2.5. Uit de enkele herroeping van een primair besluit in bezwaar kan niet worden afgeleid dat het primaire besluit in strijd met de wet of anderszins onrechtmatig is. Zulks dient te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden, zoals deze zich voordeden ten tijde van dat besluit.
2.5.1. Burgemeester en wethouders hebben het besluit van 2 september 1997 genomen naar aanleiding van een mondelinge navraag, op 29 augustus 1997 door een makelaar namens Athlon gedaan. Nadien heeft Athlon, onder meer in het bezwaar tegen dat besluit, nadere informatie verschaft over het beoogde gebruik van het pand en te kennen gegeven dat het beoogde gebruik tevens het tentoonstellen en assembleren van autokarretjes omvat.
2.5.2. Gelet op de overwegingen van het besluit van 17 december 1997, waaruit blijkt dat burgemeester en wethouders mede naar aanleiding van nadere informatie van Athlon zijn gekomen tot een gewijzigd inzicht over de toelaatbaarheid van het inmiddels beoogde gebruik, bestaat onvoldoende grond voor het oordeel dat het besluit van 2 september 1997 op een onjuiste uitleg van de planvoorschriften berust, als door Athlon gesteld. Voor dat oordeel heeft Athlon in haar verzoek om schadevergoeding onvoldoende gesteld, met name over de precieze inhoud van de mondelinge navraag door de door haar ingeschakelde makelaar en de daarbij aan burgemeester en wethouders verschafte informatie over het beoogde gebruik van het pand. Ook overigens rechtvaardigt hetgeen zij heeft aangevoerd niet de conclusie dat het besluit van 2 september 1997 in strijd met het recht is genomen.
2.6. Het vorenstaande leidt evenwel niet tot gegrondverklaring van het hoger beroep van burgemeester en wethouders. Nu het besluit van 2 september 1997 niet onrechtmatig is, is er geen grond voor het oordeel dat burgemeester en wethouders gehouden waren om aan het verzoek van Athlon om schadevergoeding tegemoet te komen. De rechtbank is, zij het niet op juiste gronden, tot dezelfde conclusie gekomen.
2.7. Hieruit volgt voorts dat het hoger beroep van Athlon, gericht tegen de overweging van de rechtbank dat het causaal verband ontbreekt tussen de gestelde schade en het besluit van 2 september 1997, evenmin kan slagen.
2.8. Zowel het hoger beroep van Athlon, als dat van burgemeester en wethouders, is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met verbetering van de gronden waarop die rust, te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter,en mr. H. Troostwijk en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Huijben
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2003
313.