ECLI:NL:RVS:2003:AF7013

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200205648/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan voor de voormalige stadskwekerij Zoomweg in Wageningen

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van een wijzigingsplan door het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat betrekking heeft op de voormalige stadskwekerij aan de Zoomweg in Wageningen. Het college had op 25 juni 2002 een wijzigingsplan vastgesteld, dat de bouw van twee landhuizen mogelijk moest maken. De vereniging 'Vereniging tot behoud van natuur en landschap in en om Wageningen' heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat het plan in strijd is met het conceptstructuurplan van de gemeente Wageningen en dat het nut en de noodzaak van het plan niet zijn onderbouwd.

De Raad van State heeft de zaak op 10 maart 2003 behandeld. De appellante voerde aan dat het plan niet voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan en dat het inbreiding boven uitbreiding stelt, wat niet in lijn zou zijn met het collegeakkoord. Het college van burgemeester en wethouders van Wageningen verdedigde echter dat het plan wel degelijk aan de wijzigingsvoorwaarden voldoet en dat er geen reden is om het in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten.

De Raad van State oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat het plan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling bestuursrechtspraak concludeerde dat de goedkeuring van het wijzigingsplan terecht was verleend, omdat het plan niet in strijd was met het beleid en de wijzigingsvoorwaarden. Het beroep van de vereniging werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200205648/1.
Datum uitspraak: 9 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging tot behoud van natuur en landschap in en om Wageningen", gevestigd te Wageningen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wageningen het wijzigingsplan "Voormalige stadskwekerij Zoomweg" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 september 2002,
nr. RE2002.67921, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 23 oktober 2002, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2002, beroep ingesteld.
Bij brief van 2 december 2002 heeft verweerder medegedeeld dat het beroepschrift hem geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door O.C. van Rooy, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R. van Liempt, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Wageningen, vertegenwoordigd door N. Stoop, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Met het wijzigingsplan (hierna: het plan) wordt beoogd de bedrijfsbebouwing op de voormalige stadskwekerij te saneren door ter plaatse de bouw van twee landhuizen mogelijk te maken op de hoek van de Zoomweg en de Geertjesweg.
Het plan is gebaseerd op artikel 8, zesde lid, sub 2, van de voorschriften van het bestemmingsplan “Landelijk Gebied Oost” (hierna: het bestemmingsplan) en voorziet in wijziging van de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, met de nadere aanduiding “stadskwekerij (Mn (k))” in de bestemming “Woondoeleinden”, met de nadere aanduiding “vrijstaande woningen (W1)”.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
2.3. Appellante stelt dat verweerder ten onrechte het plan heeft goedgekeurd. Zij voert hiertoe aan dat het plan in strijd is met het conceptstructuurplan van de gemeente Wageningen. Volgens appellante heeft dit conceptstructuurplan bij nieuwbouw van woningen als uitgangspunt dat inbreiding voor uitbreiding gaat. Tevens is zij van mening dat het plan in strijd is met het collegeakkoord van burgemeester en wethouders dat eveneens inbreiding boven uitbreiding stelt. Appellante betoogt voorts dat het nut en de noodzaak van het plan niet zijn onderbouwd en ontbreken.
2.4. Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan.
2.5. Verweerder deelt het standpunt van het college en heeft het plan goedgekeurd. Hij kan instemmen met de beoordeling van de zienswijzen door het college. Verweerder heeft verder geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten.
2.6. Ingevolge artikel 8, zesde lid, sub 2, van de voorschriften van het bestemmingsplan is het college bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 van het Wet op de Ruimtelijke Ordening, het bestemmingsplan te wijzigen om de dienstwoning en bedrijfsbebouwing op de kwekerij te kunnen vervangen door twee woningen (landhuizen) onder de voorwaarden dat:
a. de inhoud van de woning niet meer bedraagt dan 1000 m³;
b. er bij de woning niet meer dan drie bijgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
c. de hoogte en de goothoogte van de woning niet meer bedragen dan respectievelijk 10 meter en 6 meter;
d. de goothoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 meter;
e. bij de woning niet meer dan 1500 m² wordt ingericht als tuin en de rest van het perceel met bos wordt ingeplant;
f. alle resterende bebouwing wordt gesloopt.
2.6.1. Niet in geschil is dat het plan in overeenstemming is met de wijzigingsvoorwaarden uit het bestemmingsplan.
Ter zitting is komen vast te staan dat het plan niet in strijd is met het beleid dat reeds was neergelegd in het Streekplan Veluwe 1987 en ook ten tijde van het bestreden besluit werd gevoerd met betrekking tot incidentele woonbebouwing op locaties als de onderhavige die reeds zijn bebouwd. Voorts heeft verweerder in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen grond behoeven te zien om af te wijken van voornoemd beleid, nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden.
De Afdeling ziet in het standpunt van appellante dat het plan in strijd is met het conceptstructuurplan van de gemeente Wageningen geen grond voor vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling stelt voorop dat dit structuurplan zich thans in de conceptfase bevindt en daarom nog aan wijzigingen onderhevig kan zijn. Verder neemt zij in aanmerking dat dit conceptstructuurplan in hoofdlijnen de gewenste toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van de gemeente Wageningen weergeeft, zonder daarbij gedetailleerd in te gaan op individuele woningen of bedrijfsbebouwing in het plangebied. Bovendien zal blijkens het conceptstructuurplan, de nader op te stellen Nota Wonen het gemeentelijke woonbeleid en de uitgangspunten van het structuurplan nog nader uitwerken op het niveau van kwaliteit, programmering, locaties, prioritering en inspelen op actuele marktontwikkelingen.
Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het plan in ander opzicht in strijd is met het planologische beleid van het college. Hierbij is in aanmerking genomen dat het plan ten opzichte van de oorspronkelijke bebouwing leidt tot de toevoeging van één woning op het perceel. Daarnaast is in aanmerking genomen dat het plan leidt tot een vermindering van de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte. Voorts worden de twee voorziene landhuizen zoveel mogelijk op de plek van de bestaande dienstwoning en bedrijfsbebouwing opgericht.
De Afdeling is voorts niet gebleken dat het nut en de noodzaak van het plan niet zijn onderbouwd dan wel ontbreken. Immers, met de bouw van de twee landhuizen wordt voorzien in de behoefte aan dit soort woningen en wordt tevens de ontwikkeling en de sanering van de Eng mogelijk gemaakt.
Overigens is het perceel op de hoek van de Geertjesweg en de Zoomweg gesitueerd aan de rand van de Eng, in een zone die vanaf Wageningen-Hoog tot en met het stadion De Wageningse Berg verschillende functies en en categorieën van bebouwing bevat.
2.7. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2003
12-427.