ECLI:NL:RVS:2003:AF6756
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M. Boll
- K. Brink
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Intrekking vorderingsbesluit ten behoeve van sanering van ernstig verontreinigd perceel
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 april 2003 uitspraak gedaan over de intrekking van een vorderingsbesluit door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het betreft een geschil tussen de Minister en een appellant die eigenaar is van een perceel dat ernstig verontreinigd is. De Minister had eerder, op 10 december 1998, het eigendomsrecht gevorderd van de opstal en het gebruik van de ondergrond van het perceel van de appellant om de sanering van de verontreiniging mogelijk te maken. Echter, na verzoeken van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland om het vorderingsbesluit in te trekken, heeft de Minister dit besluit op 13 juni 2001 ingetrokken, omdat de noodzaak voor de sanering niet langer aanwezig zou zijn.
De appellant was het niet eens met deze intrekking en heeft beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 31 januari 2003 heeft de appellant, bijgestaan door een gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De Minister werd vertegenwoordigd door mr. F.A.G. van Kuijen en mr. A.M. van Tol, beiden ambtenaar van het ministerie. Ook het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland was aanwezig, vertegenwoordigd door J. de Moor en S.P. de Jong.
De Afdeling heeft overwogen dat er op basis van nieuwe inzichten en rapporten van bodemonderzoek is vastgesteld dat de verontreiniging op het perceel van de appellant minder ernstig is dan eerder gedacht. Hierdoor was de vordering van de opstal niet langer noodzakelijk. De Afdeling concludeert dat de Minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het vorderingsbesluit in te trekken, en verklaart het beroep van de appellant ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.