200300498/1.
Datum uitspraak: 2 april 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], respectievelijk gevestigd en wonend te [plaats],
het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer,
verweerder.
Bij besluit van 16 juli 2002 heeft verweerder onder meer afwijzend beslist op het verzoek van appellanten van 13 november 2001 om handhavend op te treden jegens de inrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Celieplants B.V.” op het perceel Machineweg 302b te Amstelveen. De afwijzing heeft betrekking op handhaving van de voorschriften 8.3, 9.1 en 9.4, verbonden aan de bij besluit van 13 april 1999 aan “Celieplants B.V.” verleende vergunning.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 29 augustus 2002, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2002, beroep ingesteld. Voorzover het betrekking heeft op de reactie van verweerder op het handhavingsbesluit van 13 november 2001, is dit geschrift bij brief van 30 september 2002 met toepassing van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan verweerder ter behandeling als bezwaarschrift.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift van 29 augustus 2002 hebben appellanten bij brief van 17 januari 2003, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2003, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2003, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door mr. C.N.J. Kortmann, advocaat te Amsterdam, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. ing. Y. Klaver en ing. F.R. Kroese, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is “Celieplants B.V.” daar gehoord, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
2.1. Ingevolge artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt, voor zover hier van belang, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over beroep het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit.
2.2. Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
2.3. Uit de stukken blijkt dat het bezwaarschrift van appellanten van 29 augustus 2002, doorgezonden bij brief van 30 september 2002, bij verweerder is ingekomen op 1 oktober 2002. Niet is gebleken dat een commissie is ingesteld als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht of dat de termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar is opgeschort of verdaagd.
Vast staat dat verweerder nog geen beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift. Ter zitting heeft verweerder te kennen gegeven dat eerst nadat ter plaatse een akoestisch onderzoek is verricht, een beslissing zal worden genomen op het bezwaarschrift. Naar het oordeel van de Afdeling laat dit onverlet dat verweerder in strijd met artikel 7:10 van de Algemene wet bestuursrecht niet tijdig een besluit heeft genomen op het door appellanten ingediende bezwaarschrift tegen het besluit van 16 juli 2002.
2.4. Het beroep is gegrond. Het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit dient te worden vernietigd. Verweerder dient een besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen.
2.5. Verweerder dient op hierna te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift van 29 augustus 2002 tegen het besluit van 16 juli 2002;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer op binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 161,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Aalsmeer te worden betaald aan appellanten;
V. gelast dat de gemeente Aalsmeer aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 218,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Melse
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2003