200202682/1.
Datum uitspraak: 26 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], waarvan de maten zijn [maten], gevestigd te [plaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank te Almelo van 15 april 2002 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Almelo.
Bij besluit van 28 november 2000 heeft de raad van de gemeente Borne nader aangegeven percelen gelegen in het gebied globaal begrensd door de A35, het Twentekanaal en het tracé van het project “De Doorbraak” aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) van toepassing zijn.
Bij besluit van 5 juli 2001 heeft de raad van de gemeente Almelo (hierna: de raad) het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie van advies voor Bezwaar- en Beroepschriften en Klachten van 11 april 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 15 april 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2002, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 juni 2002. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 18 juli 2002 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.H.H. Schepers, advocaat te Deventer, en de raad, vertegenwoordigd door mr. I.C. Dunhof-Lampe, advocaat te Almelo, zijn verschenen.
2.1. Uit het Streekplan Overijssel 2000+ van 13 december 2000 gelezen in samenhang met de Partiële herziening van het Streekplan Overijssel 2000+ van oktober 2001 blijkt dat Almelo de enige (overgebleven) locatie is voor het vestigen van het Regionaal Bedrijventerrein Twente. Gebleken is dat het ten behoeve van deze locatie gevestigde onderhavige voorkeursrecht op grond van artikel 8, vierde lid, van de Wvg inmiddels is vervallen. Voorts is gebleken dat burgemeester en wethouders van Almelo op 26 november 2002 ingevolge artikel 6 van de Wvg hebben besloten om op basis van het ontwerpstructuurplan Almelo voor nagenoeg dezelfde percelen als de onderhavige aan de raad voor te stellen het voorkeursrecht te vestigen. Gesteld noch gebleken is dat appellante schade heeft geleden als gevolg van het bestreden aanwijzingsbesluit. Het vorenstaande kan tot geen andere gevolgtrekking leiden dan dat appellante geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.2. Het hoger beroep moet derhalve wegens het ontbreken van het vereiste procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.3. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan appellante wordt terugbetaald.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 327,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2003